Duizenden mantelzorgers kunnen niet meer op bezoek bij hun vader, geliefde of zus in het verpleeghuis. Deze landelijke maatregel is bedoeld om kwetsbare bewoners beter te beschermen tegen het coronavirus (COVID-19). Ook Bas ’t Hart kan niet langer op bezoek bij zijn 83-jarige vader. “Hij wordt goed verzorgd, maar het leven is leeg. Er wordt op geen enkele manier een appèl gedaan op zijn brein of zijn spreken.”
Bas is een van de mantelzorgers die ons mailt naar aanleiding van een oproep aan mantelzorgers die in de knel komen door het coronavirus. “Mijn vader woont in een zorginstelling en ik ben zijn steun en toeverlaat. De zorginstelling heeft de deuren gesloten, ik kom er niet meer in. Hij wordt goed verzorgd, maar het leven is leeg.”
We bellen Bas op. Hoe is het nu met zijn vader? “Hij zit maar in zijn kamer, in zijn rolstoel. Het leven is hetzelfde als de dag van gisteren. En de dag van morgen. Er is helemaal niets dat hem erop wijst dat het vrijdag is, en hij is nogal een man van gewoontes, dus voor hem is dat heel lastig.”
Op slot
Het leven van zijn 83-jarige vader is ingedeeld in een reeks activiteiten die zich week na week in dezelfde volgorde afspeelt. Op maandagochtend fysio, in de middag bezoek, op dinsdagmiddag bezoek, woensdag vrij, donderdagochtend bezoek, in de middag fysio, vrijdag vrij en in het weekend komen zijn kinderen. “Elke week is hetzelfde, maar voor hem is dat heerlijk. Het geeft hem houvast.”
Als ik hem nu aan de telefoon spreek dan merk ik dat hij geen energie meer heeft om het te proberen. ‘Geef je nou al op?’, vraag ik hem dan plagerig.
Zaterdag is de dag van Bas. Hij woont in Haarlem, zijn vader in een verpleeghuis in Eindhoven. De trein van tien over half acht in de ochtend brengt hem naar zijn vader. Klokslag half elf staat hij daar voor de deur. Het is routine. Een routine die voor het eerst in jaren wordt onderbroken, nu minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid heeft besloten de verpleeghuizen te sluiten voor bezoekers om kwetsbare bewoners te beschermen tegen het coronavirus. De deur van het verpleeghuis van Bas’ vader valt in het slot, op zijn minst tot 6 april en wie weet nog veel langer. En dat voelt vreemd, voor hen beiden.
Het vaste riedeltje
“We hebben een vast patroon. Bezoek op de kamer, de post, de agenda, wat afval, verse bloemen, boodschappen uitpakken, geldzaken. We praten wat en dan gaan we naar beneden, naar het Grand Café. Dan koffie met een stroopwafel. Nog een kop koffie, lunch bestellen. Dan praten we wat over wat ons voor de voeten komt. Mijn werk, bezoek, gedoe op de afdeling, het verleden, politiek of het overlijden van een dirigent. Dan lunchen en daarna ga ik weer naar huis.”
Bas merkt dat zijn vader het lastig vindt dat alles anders is en dat het leven achteruitgaat. “Mijn vader is sinds 2002 halfzijdig verlamd. Sindsdien heeft hij moeite met praten, het lukt hem soms niet om de juiste woorden te vinden. Als ik hem nu aan de telefoon spreek dan merk ik dat hij geen energie meer heeft om het te proberen. ‘Geef je nou al op?’, vraag ik hem dan plagerig. In zijn reactie hoor ik dan toch hoe hij strijdt, en zijn humor. Maar soms lukt ook dat niet goed meer. Hij zwakt af, hij zakt weg. Mijn vader wordt goed verzorgd hoor, maar er wordt op geen enkele manier een appèl gedaan op zijn brein of zijn spreken.”
Onwennig
Ook voor Bas zelf is het onwennig dat hij zijn vader niet kan bezoeken. “Ik vind het ontzettend vervelend dat ik hem niet meer kan geven wat hem in beweging houdt”, verzucht hij aan de telefoon. Maar totdat hij weer in de trein kan stappen, blijft zijn vader in Eindhoven en hij in Haarlem. Het is niet anders.
En in de tussentijd? “We bellen twee keer per dag. Eén keer overdag en één keer in de avond, als de reclame begint te spelen na EenVandaag. Ook dat is routine.”