Geen tijd voor tekenen, techniek en drama, omdat alle pijlen worden gericht op 'Cito-vakken'. Docent Aya (29) ziet het gebeuren. “Op mijn basisschool in een achterstandswijk is al het plezier uit het leren gehaald. Alles om kinderen zo hoog mogelijk op de eindtoets te laten scoren. Dat is toch vreselijk?” Ze staat al een paar jaar voor de klas en ziet grote verschillen tussen scholen. Volgens haar hebben vooral scholieren uit kansarme wijken er last van.
Vooral aandacht voor de kernvakken
Aya werkte al op verschillende scholen, van 'rijke' basisscholen tot die in achterstandswijken. Bij een school waar ze een tijdje inviel, ook in een achterstandswijk, herkende ze het patroon. “Er was vooral aandacht voor taal, rekenen, begrijpend lezen; de ‘kernvakken’. Veel minder tijd was er voor vakken als tekenen en muziek, terwijl dat juist de leuke dingen zijn.”
Het gaat zelfs niet alleen om creatieve lessen. Zo zag ze dat ook voor aardrijkskunde, een onderwerp dat niet in de eindtoets wordt bevraagd, het minimale werd gedaan. “De kinderen hebben de boeken wel en de docent leest af en toe een tekst met ze, maar meer is het niet. Straks na groep 8 moeten ze ineens vakken als aardrijkskunde en biologie volgen, terwijl ze geen voorkennis hebben.”
Trainen voor de Cito-toets
Waar ze nu werkt, ziet ze ook een grote nadruk op bepaalde onderdelen. De laatste leerjaren staan er namelijk bijna volledig in het teken van trainen voor de vakken die op de eindtoets, vaak de Cito-toets, terugkomen. De vakken die daarbuiten vallen komen bijna niet aan bod. “Je mist zo de ontwikkeling van andere talenten,” stelt ze. “Het is heel erg zonde.”
Toen de Cito-resultaten bekend waren, kreeg een leraar op zijn donder
Eindtoetsscores houden scholen, leraren en ouders bezig
Het plezier en ontwikkelen van andere vaardigheden komen dus vooral bij bepaalde scholen in het gedrang. Maar waar komt die druk op presteren eigenlijk vandaan? Het korte antwoord is dat scholen erop worden afgerekend, zowel door de Onderwijsinspectie als door ouders.
De eindtoets is in Nederland sinds 2014 verplicht, met Cito als bekendste aanbieder. Taal - vooral begrijpend lezen - en rekenen/wiskunde zijn de zwaarstwegende onderdelen. Hier is discussie over in het veld: zijn dit de beste onderdelen, en worden ze wel goed getest? Ook individuele leraren zoals Aya zijn kritisch. Toch wil (of moet) iedereen scoren.
De druk vanuit de scholen is soms enorm, vertelt Aya. “Toen de Cito-resultaten bekend waren, kreeg een leraar op zijn donder toen de scores te laag waren. Gevolg is dat elke leraar ook een zo hoog mogelijke score wil.”
In een achterstandswijk is de kans op lagere eindtoetsscores groter, en dus voelen veel scholen zich daar volgens Aya meer genoodzaakt hier vol op in te zetten. En zo komen we weer bij de enorme aandacht voor rekenen en begrijpend lezen, terwijl onder meer praktische vakken, waar je andere talenten kunt ontdekken en ontwikkelen, ondersneeuwen.
Pauze en oefenen met taal en rekenen tegelijk
Uit angst voor een slechte eindtoetsscore, zit het tempo er op Aya's huidige school flink in. “Leraren proberen zoveel mogelijk informatie in een kind te stoppen op een dag. Pauzes duren hen te lang - die gaan ten koste van de lestijd - dus kinderen moeten eten terwijl ze met taal of rekenen tegelijk bezig zijn.”
Zo lang geconcentreerd werken is onmogelijk, en het past ook niet bij de leeftijd, zegt Aya. “We vergeten hoe klein die kinderen eigenlijk nog zijn. Wat hun behoeften zijn, zoals bewegen en spelen. We stoppen daar al mee in groep 3, terwijl kinderen ook tijdens het spelen leren.”
Bovendien ligt het tempo voor kinderen met een taalachterstand eigenlijk nog hoger. Te hoog, vindt ze. “We laten hen twintig woorden in een keer leren - net als kinderen met Nederlands als moedertaal. Je geeft een kind zóveel informatie.” De kans dat er dan minder blijft hangen dan wanneer er iets meer tijd wordt genomen, is volgens Aya groot.
Druk is ook op kansrijke scholen groot
Op scholen in kansrijke wijken wordt het plezier wel veel meer benadrukt, is er tijd voor tekenen en andere creatieve vakken, en worden vakken zoals aardrijkskunde wel voldoende behandeld, zegt Aya vanuit haar ervaring.
Toch is de druk hier zeker niet minder groot, zag ze op een school waar ze voorheen lesgaf. “Maar daar komt het wel echt meer vanuit ouders. Ik had bijvoorbeeld een meisje in de klas dat onwijs begon te huilen omdat ze één antwoord niet wist. Dit was op een simpele topo-toets in groep 6. Ze moest een tien halen van haar ouders.”
We denken gewoon heel slecht over mensen die vmbo gaan doen
Ook hier was de prestatiedrang dus goed te zien. “Misschien is de druk op dit soort scholen zelfs nog hoger, omdat ouders daar nóg liever willen en ook verwachten dat hun kinderen naar havo/vwo gaan.” Daar ligt de negatieve lading van het praktisch onderwijs weer onder. “Het komt gewoon omdat we heel slecht denken over mensen die vmbo gaan doen.”
Wie op de eindtoetsvakken een achterstand hebben, horen ook jaar na jaar dat ze 'laag' scoren. Dat demotiveert, zegt Aya. “Als je elke dag hoort dat je het niet kan, is dat niet leuk.” De hyperfocus op de vakken waar ze 'slecht' in zijn, benadrukt iets negatiefs.
Hoog/laag-denken is dan ook één van de problemen die onder onze toetsdruk ligt, stelt Aya. “Dat is een maatschappelijk probleem.” Zelf noemt ze de niveaus daarom niet langer hoog en laag, maar praktisch en theoretisch.
Of dit snel verandert, en of de focus op hoge scores zal verdwijnen, vraagt Aya zich af. Door haar ervaringen is ze gedesillusioneerd geraakt over het onderwijs, hoewel ze nog maar net begonnen is. “Ik weet nu al dat ik dit werk niet voor altijd zal blijven doen. Nadat ik er een tijdje tussenuit was, merkte ik dat ik het helemaal niet had gemist.”
De naam van Aya is gefingeerd, haar volledige echte naam is bij de redactie bekend.