Groeiende onrust onder Nederlandse varkenshouders over een besmettelijke dierziekte die steeds dichterbij komt. In het oosten van de Europese Unie legt de Afrikaanse Varkenspest de export van varkensvlees al een tijd lang plat. Een netwerk van Europese wetenschappers voert een race tegen de klok om te achterhalen hoe het virus zich verspreidt, en vooral: hoe het te stoppen?
De belangen zijn namelijk groot. Meer dan zestig procent van al het geëxporteerde vlees uit de Europese Unie komt van varkens. Vooral Duitsland, Denemarken en Nederland zijn grote producenten. Deense en Nederlandse varkenshouders verschepen gezamenlijk voor zo’n 5 miljard euro per jaar aan varkensvlees. Ongeveer een derde daarvan naar landen buiten de Europese Unie.
Dat een enkel besmet wild zwijn de export van varkensvlees plat kan leggen, laat het recente voorbeeld van Hongarije zien. Nadat in een dood wild zwijn Afrikaanse Varkenspest werd aangetroffen, reageerden grote afnemers - Japan en Zuid-Korea - vrijwel onmiddellijk door hun grenzen te sluiten voor Hongaarse varkensvleesproducten. Hoewel er tot op de dag van vandaag geen Hongaars varkensbedrijf besmet is geraakt, is de schade voor de sector er niet minder om. In slechts vier maanden zijn de inkomsten naar schatting met zo’n 34 miljoen euro gekelderd.
Waarom die ophef? Eén woord: Besmettingsgevaar.
Afrikaanse Varkenspest vormt geen risico voor mensen, maar is bij varkens en zwijnen vrijwel altijd dodelijk. En hoewel de ziekte al sinds de jaren tachtig rondwaart op Sardinië en in delen van Spanje en Portugal, bestaat er nog altijd geen vaccin. ‘Het is een complex virus dat heel goed de immuniteit weet te ontwijken’, licht veterinair epidemioloog Arjen Stegeman toe. ‘De Spanjaarden zijn er al decennia mee bezig, maar de de kans dat er de komende vijf tot tien jaar een vaccin komt is heel klein.’
Omdat in het zuiden van Europa betrekkelijk weinig wilde zwijnen voorkomen is de kans dat het risico zich van dier op dier verplaatst niet zo groot. In het oosten van Europa, waar juist heel dichte populaties wilde zwijnen voorkomen, is dat andere koek. Zo is op kaarten van het Duitse Friedrich Loeffler Institut - dat maandelijks over de verspreiding van het virus rapporteert - duidelijk te zien hoe het virus zich in ‘zwijnrijke’ landen als Estland, Letland, Litouwen en Polen razendsnel heeft verspreid.
‘De dichte zwijnenpopulatie is de bepalende factor geweest. Voor het eerst in de geschiedenis zien we een uitbraak van deze omvang onder everzwijnen’, zegt Zygmunt Pejsak, hoofd dierziekten van het Nationaal Veterinair Instituut van Polen. Nadat in 2014 de eerste besmette karkassen worden gevonden, lijkt de uitbraak aanvankelijk beperkt. Maar vorig jaar laaide de ziekte weer in volle hevigheid op. In de eerste vijftig dagen 2018 werden ruim 500 besmette zwijnen gevonden. Een teken dat het virus moeilijk onder controle te krijgen is, zo schetst Pejsak. ‘In het begin was de verwachting nog dat het virus heel erg besmettelijk was en het de wilde zwijnen sneller zou doden dan welke jager dan ook zou kunnen. We waren er aanvankelijk van overtuigd dat het virus vrij snel zou uitdoven.’
'Endemisch'
Het tegengestelde blijkt volgens de onderzoeker het geval. ‘Het virus is minder besmettelijk dan aanvankelijk werd gedacht, maar wel “hoog-pathogeen’. Dat wil zeggen: Het dier gaat vrijwel altijd dood, maar het virus zelf kan daarna nog lang overleven. Het beste recept om de ziekte in te dammen zou zijn om besmette karkassen heel snel uit het wild te verwijderen. Dat is alleen praktisch niet uitvoerbaar. Langzaam, maar gestaag blijven daardoor zwijnen besmet raken.’ Pejsak is er na vier jaar van onderzoek van overtuigd dat de epidemie wel eens een langdurig probleem kan worden onder Europese wilde zwijnen. ‘Endemisch’, zoals dat door wetenschappers wordt genoemd. ‘Iedere maand beweegt het virus zich zo’n twee kilometer naar het westen. De onvoorspelbare factor is echter menselijk handelen’, zo benadrukt de Poolse professor. ‘Een vrachtwagenchauffeur die een besmet broodje everzwijnvlees achterlaat op een parkeerplaats kan zo een zwijnenpopulatie besmetten. Of een jager die in besmet gebied heeft gejaagd, maar zijn spullen niet goed heeft schoongemaakt. We zien bij de meest recente uitbraken dat het virus een sprong heeft gemaakt waardoor tientallen kilometers werden overgeslagen. Die besmettingshaarden liggen veelal langs menselijke routes, zoals snelwegen.’
Wat betekent dit voor West-Europese landen? Maken Deense en Nederlandse varkensboeren zich terecht zorgen? Volgens de Poolse onderzoeksgroep is vooral de snelheid waarmee een eventuele uitbraak onder controle kan worden gebracht sterk afhankelijk van de omvang van de wilde zwijnenpopulatie. ‘Een besmetting van een varkensbedrijf is door het volgen van basale hygiëneprotocollen vrij eenvoudig te voorkomen. Mocht er toch een bedrijf besmet raken dan is zo’n uitbraak ook vrij eenvoudig in te dammen. De gevolgen voor de export zullen dan kortstondig zijn en de schade te overzien.’
Dat wordt ingewikkelder als er veel wilde zwijnen in een gebied zitten. ‘In heel Europa zien we een explosieve toename van wilde zwijnen. Enerzijds door de zachte winters en een overvloed aan voedsel. Anderzijds omdat er ook minder intensief op gejaagd wordt dan voorheen. Hoe dichter die zwijnenpopulatie, hoe moeilijker het zal zijn om een uitbraak onder controle te krijgen. In Polen bijvoorbeeld ligt de export van varkensvlees al vier jaar zo goed als stil. Mijn advies aan varkenshouders in gebieden met veel zwijnen? Zet druk op autoriteiten om de dichtheid aan zwijnen zoveel mogelijk omlaag te brengen. Beter nu 50.000 zwijnen schieten dan straks 11 miljoen varkens vernietigen, omdat je ze niet kunt verkopen.’