Jongeren met een beperking naar een baan begeleiden, daar is Henrie Mastwijk dagelijks mee bezig. Mastwijk is ambulant begeleider op het MBO en tipt ons hierover. Volgens hem lopen sommige jongeren tegen problemen aan. Wij spreken hem voor ons onderzoek Werken met een Beperking.
Sinds 1 januari 2015 is de participatiewet van kracht. Met die wet hoopt het kabinet dat meer jongeren met een arbeidsbeperking aan het werk kunnen. Mastwijk vertelt: ‘In de participatiewet is opgenomen dat mensen met een beperking een zogenaamde ‘indicatie banenafspraak’ kunnen aanvragen. Dat is een verklaring die je ontvangt als blijkt dat je door een beperking niet het minimumloon kunt verdienen. Daarmee kom je in het doelgroepregister. Dat is een soort database waarin de gegevens van zo’n 250.000 mensen met een arbeidsbeperking staan. Voor werkgevers is het financieel voordelig om mensen uit het doelgroepregister in dienst te nemen omdat je bijvoorbeeld gemeentelijke loonkostensubsidie kunt ontvangen. Hiermee wordt de kans op werk voor mensen met een beperking verhoogd. Je kunt echter alleen een indicatie banenafspraak aanvragen als je onder een bepaalde groep valt.’
Hij vervolgt: ‘Een voorbeeld van zo’n groep zijn jongeren met een beperking die het voorgezet speciaal onderwijs (VSO), praktijkonderwijs (PRO) of de entree-opleiding in het MBO volgen, of hebben gevolgd. Deze groep mag nog tijdens hun opleiding een indicatie banenafspraak aanvragen. Daarmee vergroten zij hun kansen op een naadloze overgang van school naar werk, waarbij de school nog een grote begeleidende rol kan spelen.’
Leerlingen vallen tussen wal en schip
‘In principe is dit een mooi idee. Jongeren met een beperking hebben behoefte aan begeleiding, en de school kent de leerling - na jaren van begeleiding - goed. Wij kunnen dus als school zo’n leerling goed ondersteunen in de overgang van school naar werk’, meent Mastwijk. Dat lijkt een goede regeling. En toch ziet Mastwijk op zijn werk een aantal leerlingen tussen wal en schip vallen, namelijk de leerlingen met een beperking die onderwijs op een hoger niveau volgen.
‘Ik heb het dan over MBO 2, 3, 4 of zelfs HBO’ers. En zij mogen niet tijdens hun opleiding een indicatie banenafspraak aanvragen. Zij moeten eerst afstuderen, zich inschrijven als werkzoekende en pas daarna bij de gemeente aankloppen voor een indicatie banenafspraak. Daar gaat het wat mij betreft mis’, stelt Mastwijk.
‘Ongeacht niveau is er een afstand tot de arbeidsmarkt’
‘Op mijn werk zie ik dat ook deze jongeren de begeleiding naar een baan hard nodig hebben. Wij hebben als school echter veel minder zicht op deze jongeren als ze afstuderen, en dan kunnen we simpelweg niet de begeleiding bieden die we wel geven aan jongeren die de entree-opleiding volgen. Jongeren met een beperking die een hoger niveau volgen zijn dus compleet afhankelijk van de barmhartigheid van scholen. Het is dan hopen dat scholen nog nazorg willen en kunnen verlenen’, zo meent hij.
Mastwijk ziet op zijn werk regelmatig jongeren die meer baat zouden hebben bij het aanvragen van een indicatie banenafspraak terwijl ze nog op school zitten. En dus niet pas als ze al zijn afgestudeerd. Hij vertelt: ‘Het gaat hier om jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, ongeacht hun niveau. De wet lijkt te willen zeggen dat jongeren met een beperking op hogere niveaus dan de entree-opleiding voldoende zelfstandig zijn. Dat is in een aantal gevallen een misvatting.’
'Een deel van de jongeren met een beperking moet zonder begeleiding vanuit school op zoek naar werk. Dat is zonde.'
Hij vervolgt: ‘Op de school waar ik werk zitten bijvoorbeeld jongeren in een elektrische rolstoel met een spraakcomputer. Zij zijn dus ernstig beperkt, maar volgen wel niveau 3. Zij moeten dan straks zelf op zoek naar werk. Voor mij als schoolbegeleider houdt het dan echt op. En dat is heel jammer.’
‘Werkgever soms nog bang voor beperking’
Jongeren met een beperking op een hoger niveau moeten dus zelf een indicatie banenafspraak aanvragen bij hun gemeente. En het is dan de gemeente die hen naar een baan begeleidt.
Mastwijk zet echter vraagtekens bij deze ondersteuning: ‘Gemeenten kijken of ze geschikt werk hebben voor de jongere. Het is echter een heel ander soort begeleiding dan wij vanuit school bieden. Het is nieuw voor de jongere, terwijl school een bekende en veilige haven is. Bovendien weten wij - door begeleiding bij een stage - ook hoe hij of zij op de werkvloer functioneert. Dat is onbekend bij de gemeente.’
Mastwijk meent daarom dat het wel degelijk uitmaakt of jongeren nog tijdens hun opleiding een indicatie banenafspraak aanvragen. Hij legt uit: ‘Vaak lopen jongeren tijdens hun laatste jaar van hun opleiding stage. Daarmee raken zij bekend binnen een bedrijf, maar raakt een bedrijf ook bekend met hen en hun beperking. Dan is de kou van de beperking af’. We kunnen als school leerlingen voorlichten over de voordelen van een indicatie banenafspraak, maar ook werkgevers begeleiden bij het in dienst nemen van jongeren met een beperking. Werkgevers zijn toch soms nog bang om mensen met een beperking aan te nemen. Wij kunnen daar als school een belangrijke rol in spelen’, vertelt Mastwijk.
Haken en ogen aan participatiewet
Mastwijk doet hard zijn best om zicht te houden op leerlingen die afstuderen en vervolgens zelfstandig een indicatie banenafspraak aanvragen. ‘We proberen zoveel als mogelijk nazorg te verlenen. En we zien dat oud-leerlingen vaak een baan vinden als wij helpen bij de aanvraag bij de gemeente.’ Soms lukt het oud-leerlingen niet zelfstandig een baan te vinden. Hij noemt het geval van een autistische jongen die na een paar maanden weer aanklopte bij zijn kantoor. ‘De jongen heeft autisme en durft een heleboel niet alleen. Hij durfde dus niet naar de gemeente te stappen, en zat gewoon thuis naar banen te zoeken. Het lukte hem niet zelf. Toen kwam hij terug naar mij, en heb ik hem kunnen helpen bij het zoeken naar een baan. Toen lukte het wel.’