Als je wilt (ver)bouwen moet je een vergunning aanvragen bij de gemeente. Maar als er op de bouwplek beschermde diersoorten leven, zoals de steenuil, dan kan dat niet zomaar. De gemeente moet er dan voor zorgen dat de Wet natuurbescherming wordt nageleefd die het doden en verstoren van beschermde diersoorten verbiedt. Dat gebeurt niet zoals het zou moeten, vindt milieu-jurist Annemiek Tubbing. Zij geeft milieu-advies, met name aan overheden. ‘Gemeenten hebben té weinig kennis in huis om de wet goed uit te voeren, terwijl zij daar wel verantwoordelijk voor zijn.’ We komen in contact met haar voor ons dossier Dier en Bouw.
Bij provincies is de kennis van de natuurwet nog redelijk op peil, maar bij veel gemeenten is dat volgens Tubbing ver onder de maat. ‘Met name bij kleine gemeenten. Die hebben vaak geen ecoloog in dienst.’ Gevolg is dat gemeenten té makkelijk vergunningen afgeven voor bouwwerkzaamheden.
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) moet de gemeente zich houden aan de zogenaamde volledigheidstoets. Dat houdt in dat zij moet controleren of alle wetten goed worden nageleefd. Dus ook de Wet natuurbescherming. Maar daar gaat het dus volgens Tubbing regelmatig mis.
Hoe werkt het?
Iemand met bouwplannen moet daar bij de gemeente een omgevingsvergunning voor aanvragen. Die checkt of er geen wetten of regels worden overtreden. En dus ook of de bouw niet schadelijk is voor beschermde dieren en planten. Als bijvoorbeeld een oude boerderij moet worden gesloopt voordat er gebouwd kan worden, dan moet de gemeente de aanvrager erop wijzen dat er mogelijk een steenuilen of een marters in de boerderij leven. De aanvrager moet dan eerst natuuronderzoek laten uitvoeren door een ecologisch adviesbureau.
Ontheffing aanvragen
Als uit dat natuuronderzoek blijkt dat er beschermde dieren leven, dan er is nog een uitweg. In dat geval moet er ook een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie om de bouwplannen te verwezenlijken. Wordt die ontheffing toegekend, dan mag onder strikte voorwaarden en richtlijnen worden afgeweken van de wet en kan de bouw alsnog doorgaan.
Worden die natuuronderzoeken en ontheffingsaanvragen ook altijd gedaan in situaties waar dat zou moeten? Tubbing: ‘Er zijn regelmatig gevallen waar ten onrechte geen ontheffing wordt aangevraagd. Daar is in eerste plaats de aanvrager voor verantwoordelijk. Maar ook de gemeente.’ Zij moet de vergunningaanvrager er op wijzen dat hij natuuronderzoek moet doen. De gemeente heeft namelijk een informatieplicht. Tubbing: ‘De gemeente moet controleren of op het (digitale) aanvraagformulier het vakje natuur is aangevinkt en als dat niet zo is, maar ze denkt dat het wel had gemoeten dan moet de aanvrager daarop gewezen worden, maar dat doen gemeenten lang niet altijd.’
Handhaving natuurwet faalt
Tubbing signaleert nog een ander groot probleem. Als de Wet natuurbescherming wordt overtreden dan moet er worden opgetreden, gehandhaafd. ‘Maar er is een capaciteitsprobleem, namelijk een tekort aan ‘groene’ BOA’S (buitengewoon opsporingsambtenaren).’ BOA’s werken voor gemeenten, provincies en voor terreinbeherende organisaties zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Tubbing: ‘Er zijn steeds minder groene BOA’s en er blijven er niet zo gek veel over.’
En dat wreekt zich. ‘Als je regels maakt, moet je natuurlijk ook zorgen dat de Wet natuurbescherming kan worden uitgevoerd en gehandhaafd. Met onvoldoende gespecialiseerde handhavers lukt dat niet.’ Tubbing weet waar zij het over heeft, ze werkte jaren als Officier van Justitie bij het Openbaar Ministerie en had milieuzaken in haar portefeuille. ‘Als OvJ was het trekken aan een dood paard. Er is te weinig kennis en mankracht om belangrijke misstanden aan te pakken.’ Dat gaf te weinig voldoening en daarom is zij gestopt bij het OM.
Het gebrek aan handhaving heeft op de lange termijn grote gevolgen volgens Tubbing. ‘De natuur gaat gewoon kapot. Het is niet belangrijk genoeg, terwijl de voordelen van de natuur, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, steeds duidelijker worden.’ Ook politici en bestuurders hebben daar te weinig aandacht voor. ‘Natuurbescherming vraagt om een langetermijnvisie en -aanpak en die hebben bestuurders niet. Economische belangen, zoals het bouwen van het zoveelste nieuwe bedrijventerrein, gaan meestal voor.’