Eind jaren ‘90 waarschuwen onderzoekers voor het eerst voor de gevaarlijke schimmel Aspergillus fumigatus. Maar ondanks dat zij in 25 jaar meerdere keren aan de bel trekken, blijven effectieve maatregelen door de politiek uit. Hoe kan dat? En wat is er in die afgelopen 25 jaar dan wel gebeurd?
Het begint in 1997, met een rapport dat eigenlijk nauwelijks iemand echt oppikt. The challenge of invasive aspergillosis verschijnt, geschreven door onder andere Paul Verweij, hoogleraar klinische mycologie en bestuurslid van het Radboudumc-CWZ Expertisecentrum Schimmelinfecties. De kern: invasieve aspergillose duikt op in steeds meer patiëntgroepen. Het ziektebeeld wordt breder, gevarieerder. Maar de politiek en de geneeskunde halen hun schouders op. Resistentie voor schimmels? Geen reden tot paniek. Paul en zijn collega worden beleefd aangehoord, maar niet geloofd.
Vijf jaar later komt er weer beweging. In 2002 verschijnt een landelijke surveillancestudie naar de werking van azolen – de belangrijkste middelen tegen schimmels – op Aspergillus fumigatus. Opnieuw een onderzoek waar Verweij deel van uitmaakt. En wat blijkt: resistentie bestaat niet alleen, het wordt bovendien zichtbaar in de data: de cijfers laten zien dat de medicijnen voor mensen daadwerkelijk niet meer werken tegen de schimmel. Langzaam schuift de scepsis in de medische wereld op. Artsen en onderzoekers die eerst twijfelden, beginnen de ernst ervan in te zien.
Van academisch onderzoek naar volksgezondheidsvraagstuk
In de jaren erna wordt de boodschap ook door de media opgepikt: deze dodelijke schimmel wordt snel resistent tegen de werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen en medicijnen. Want, uit de onderzoeken van Verweij en collega’s bleek: 6 procent van de stammen blijkt hier ongevoelig voor. De toon van het debat verandert. Niet langer alleen academische onderzoeken, maar een volksgezondheidsvraagstuk.
In 2009 volgt in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde het stuk ‘Azoolresistente invasieve aspergillose’, opnieuw met Verweij in de auteurslijst. Opnieuw klinkt het alarmerend: azoolresistentie neemt toe en blijft toenemen. Deze waarschuwingen halen de politiek wél. De ministeries van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LNV) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) vragen de NVWA om advies. Alleen blijkt de kennis van de onderzoeken die tot nu toe gedaan waren, volgens het NVWA, ontoereikend om eventuele maatregelen te kunnen onderbouwen. Want: waar komen resistente stammen precies vandaan? Wat doet landbouwgebruik van azolen? En vooral: hoe rem je resistentie?
Vijf onderzoeksopdrachten worden door het ministerie geformuleerd: van het in kaart brengen van azoolgebruik tot het berekenen van de kosten van resistente infecties.
Kabinet in actie
4 jaar later, in september 2013, ligt het Haskoning-rapport op tafel. Een analyse van resistentieontwikkeling door biociden en gewasbeschermingsmiddelen. Het is precies het onderzoek dat de NVWA in 2009 adviseerde. De Partij voor de Dieren haalt het rapport, samen met ander onderzoek, aan in de Tweede Kamer. Om te laten zien dat het dossier is dwars door landbouw, milieu en volksgezondheid snijdt.
Op 18 februari 2014 verschijnt de officiële reactie. Het kabinet kondigt aan dat het met het RIVM gaat overleggen over de aanbevelingen uit het onderzoek. 2 maanden later ligt de volgende brief aan de Tweede Kamer klaar: er komt een nieuw onderzoek, onder leiding van het RIVM, naar de relatie tussen het gebruik van (tri)azolen en het ontstaan en overleven van resistente stammen. Wat in jargon klinkt als technische diepgang, is feitelijk precies dat waar Verweij en zijn collega’s al jaren om vragen.
Nog meer onderzoek
In mei 2016 volgt opnieuw een brief aan de kamer. Het onderzoek is gestart. Inmiddels is de eerste fase afgerond, en ligt er een nieuw rapport. Een volgend puzzelstuk in een verhaal dat allang niet meer over één schimmel gaat, maar over de verwevenheid van landbouwpraktijken, geneeskunde en milieubeleid.
Wetenschappelijk weten we nu wel genoeg.
Parallel daaraan ontwikkelt nog een andere lijn van onderzoek. Tussen 2013 en 2017 doen Milieuadviesbureau CLM en Radboudumc vijf opeenvolgende onderzoeken naar de selectie van resistentie in de leefomgeving. De vragen die centraal staan: waar de schimmel groeit, hoe resistentie ontstaat, welke alternatieven mogelijk zijn en wat er gebeurt als je azolen vervangt. Onderzoekers als Peter Leendertse publiceren in die jaren rapport na rapport. Ook hun conclusie is steeds harder: we weten hoe resistentie ontstaat en waar ze vandaan komt.
Tijd voor beleid
In 2019 verschijnt opnieuw een rapport, dit keer van het RIVM, onder leiding van Hoogleraar Microbiële systemen Sijmen Schoustra van de Wageningen Universiteit. Nieuwe inzichten in azoolresistentie in Aspergillus fumigatus. Ook dit rapport zegt, bijna nadrukkelijk: wetenschappelijk weten we nu wel genoeg. Het is tijd voor beleid. Maar daarna blijft het stil. Er wordt kennis verzameld, geanalyseerd, gestructureerd, maar niet vertaald naar maatregelen.
Tot uiteindelijk, in 2024, de Gezondheidsraad zich ermee bemoeit. Hun advies is helder en ongekunsteld: resistentie ondermijnt de behandeling van schimmelinfecties. Er moet nu écht iets gebeuren. Minder azolen in de landbouw, strengere regulering, betere monitoring. Inmiddels zijn we een jaar verder.
Meer weten over deze gevaarlijke schimmel, die in Nederland steeds vaker voorkomt? Kijk hieronder de uitzending van Pointer: