In een klein land als Nederland botsen economische belangen en de wens om meer natuur al snel. In de publieke opinie hebben boeren de wind tegen.

Dat merkten we de afgelopen weken aan de reacties op onze artikelen over de clash tussen het oprukkende wilde zwijn en de de roep van varkensboeren om meer van deze dieren af te schieten. Waarom moet een wild dier wijken voor een megastal die vooral voor vervuiling en dierziektes zorgt, lijkt de teneur. Het overgrote deel van de varkens die we in Nederland produceren, verhuizen bovendien de grens over, dus kan dat niet wat minder?

‘Zo eenvoudig is dat niet,’ reageert varkenshouder Hans Verhoeven. Hij wijst op de krioelende biggen in de hokken om ons heen. ‘De verwende Nederlandse consument wil namelijk niet het hele varken eten, maar een hogere prijs wil ze ook niet betalen. Door dat te exporteren zetten we een duurzaam stuk vlees op tafel, tegen een concurrerende prijs.’

Verhoeven mag je gerust een modelboer nemen. Zijn bedrijf in het Brabantse Valkenswaard is een proeftuin voor moderne staltechnieken, waarmee de varkens zo schoon en energiezuinig mogelijk kunnen worden gefokt. Om het risico op besmetting met bacteriën of virussen zo klein mogelijk te maken, moeten we ons bij binnenkomst wassen en omkleden. ‘Zo kunnen we eventuele ziektes die van buiten komen goed beheersen. Gebeurt er toch iets, dan kunnen een grote kring maken om zo’n bedrijf en kun je met een enting of andere maatregelen een dierziekteprobleem oplossen.’

En dat is precies wat Hans en andere varkensboeren dwars zit. De hygiëne in hun bedrijf is hun eigen verantwoordelijkheid en ze worden daar ook streng op gecontroleerd. Hans wijst op zijn nek. ‘Ik ben tot hier gefinancierd om aan al die milieueisen te voldoen. Maar wat van buitenaf komt, daar ben ik aan overgeleverd. Daar kan ik niets mee, terwijl ik wel gedwongen wordt te investeren.’ De onvoorspelbare factor is de groep van vijftig zwijnen die iedere avond langs zijn erf trekt, om zich tegoed te doen aan de geplante mais. ‘De schade aan gewassen is tot daar aan toe, maar je wil die zwijnen zo ver mogelijk van je varkens hebben. Dragen ze een ziekte mee, dan is het ook veel moeilijker om een uitbraak beheersbaar te houden, want ze lopen overal. Dat is een gigantisch bedrijfsrisico.’

Diergezondheidsfonds

Varkenshouders zijn namelijk maar tot op zekere hoogte verzekerd. Breekt er varkenspest uit en moeten er dieren worden geruimd, dan dekt het diergezondheidsfonds - de crisisspaarpot waarin de agrarische sector en het rijk geld storten - de directe kosten voor de ruiming en de waarde van de dieren. De kosten voor de leegstand en het opnieuw opstarten van een bedrijf zijn niet gedekt. ‘Voor een deel kan een varkenshouder zich hiervoor verzekeren, dat is een individuele keus en vooral erg kostbaar,’ aldus Henk Boelrijk van de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV). ‘Voor marktschade door dalende prijzen is geen verzekering mogelijk. Breekt er klassieke of Afrikaanse Varkenspest uit onder wilde zwijnen, dan zullen sommige markten hun grenzen sluiten voor Nederlands vlees. Ook als er geen bedrijven besmet zijn, kelderen de prijzen.’

Uitgelicht

Het wilde zwijn verovert terrein in Nederland / ANP

‘De intensieve varkenshouderij vreest nieuw drama en het wild zwijn dreigt zondebok te worden’

Volgens deskundigen is het risico dat de Afrikaanse Varkenspest via wilde zwijnen Nederland bereikt erg klein. Een groter risico is menselijk handelen, zoals het weggooien van besmet afval. Recente voorbeelden in Oost-Europa laten in ieder zien dat de aanwezigheid van veel zwijnen het moeilijk maakt om in geval van een uitbraak de verspreiding van het virus onder controle te krijgen. Omdat er in Nederland inmiddels meer zwijnen leven dan er geschoten kunnen worden, pleiten natuurorganisaties al een tijdje voor het loslaten van de nulstand (geen zwijnenpopulatie). Voor veel varkensboeren is dit onverteerbaar. De kans is misschien klein, maar raken Nederlandse zwijnen op de één of andere manier besmet, dan is het financieel risico voor de varkenshouders. Zij eisen daarom dat het beleid - handhaven van de nulstand - ook echt wordt uitgevoerd.

Verdachte zwijnen

De populatie wilde zwijnen achter het bedrijf van Hans heeft een verdachte oorsprong. In 2008 verschijnt van de één op de andere dag een grote groep zwijnen. De Wageningen Universiteit doet onderzoek en concludeert: de zwijnen zijn hoogstwaarschijnlijk uitgezet. Door wie is tot op de dag van vandaag schimmig. Hans: ‘Er is van begin af aan door boeren gezegd: die beesten moeten weg, want we hebben niet voor niets een nulstand. Daar is niet op gereageerd en nu het er teveel zijn, zeggen de autoriteiten: ze zitten daar toch prima?’

Hij doelt daarmee op het beleid dat de provincie Brabant sinds enkele jaren hanteert. Omdat er meer zwijnen zijn dan jagers weg kunnen schieten, vindt de provincie het nulstandbeleid niet langer realistisch. Zwijnen mogen er in principe niet zijn, maar worden nu vooral bejaagd op plekken waar ze daadwerkelijk schade of overlast veroorzaken. Regionale 'zwijnentafels', waarin belanghebbenden overleggen, geven dit ‘nul schadebeleid’ vorm. Hoewel er steeds meer zwijnen worden geschoten, daalt de geleden schade niet en neemt het aantal verkeersongelukken nog steeds toe. Een indicatie dat de groei van de populatie niet wordt afgeremd. En dat is tegen het zere been van boeren als Hans, die erop wijzen dat de varkenshouderij een convenant heeft gesloten met het Rijk over hoe dierziekten moeten worden bestreden en hoe de rekening wordt verdeeld in het geval van een epidemie. Het ministerie van Economische Zaken beloofde toen zich in te spannen voor handhaving van de nulstand.

‘Als we die nulstand loslaten, dan moeten we nieuwe afspraken maken. Dan wil ik ook een garantie dat als er ziektes ontstaan onder wilde zwijnen, ik daar een vergoeding voor krijg. Ik ga nu failliet als dat gebeurt.’

Makers

Verslaggever