Eerder schreven we een artikel over juridische zorgen over de nieuwe omgevingswet. Ook in ons onderzoek naar industrie dichtbij woongebieden wordt de wet vaak genoemd. Men ziet de omgevingswet, die in 2021 in werking gaat treden, met angst en beven tegemoet. De dialoog tussen lokale overheid en burgers zal met deze wet verankerd worden. We komen voor ons onderzoek Lokaal Bestuur in contact met Frans Soeterbroek. Hij is gespecialiseerd in democratische vernieuwing.

‘Op dit moment zoeken lokale overheden bij ruimtelijke plannen veel te laat de communicatie met hun inwoners. Zo maakt een gemeente vaak eerst concrete plannen met een projectontwikkelaar. En pas als er een grijpbaar plan ligt worden burgers geïnformeerd. Dit alles onder het motto: waarom zou je naar buiten gaan als de plannen niet reëel of nog te vaag zijn?,’ zo vertelt Soeterbroek.

Hij vervolgt: ‘Door de dominantie van het marktdenken is de overheid eigenlijk zelf gaan handelen als een groot bedrijf of als projectontwikkelaar. Burgers worden in een veel te laat stadium betrokken bij ruimtelijke ordeningsplannen. Wanneer je een plan wil tegenhouden of een veel beter plan hebt, kun je als burger alleen de formele bezwaarprocedure volgen als een plan er al ligt. Je kunt zienswijzen indienen en bezwaar maken. Maar als je zo’n proces echt wilt winnen dan kun je beter je baan opzeggen. Dat zijn hele taaie procedures.’

‘Geeltjes plakken op een rijdende trein’

Soeterbroek maakt zich zorgen over de effecten van de geringe betrokkenheid van burgers. ‘Er wordt zo een wig tussen burger en overheid gedreven,’ meent hij. Hij is daarom een pleitbezorger van meer en eerdere dialoog tussen burgers en overheid. Soeterbroek: ‘De overheid moet weer wat nederiger worden naar de burger. Het is van belang dat er meer debat komt omtrent lokale democratie. Daarin moet de legitimiteit en geloofwaardigheid van de politiek besproken worden. Je kunt als overheid je burgers gewoon niet meer het bos insturen.’

Gelukkig ziet hij dat die discussie steeds meer gevoerd wordt bij gemeenten. ‘Neem nou de gemeente Utrecht. Ook daar domineert het samenspel tussen overheid en projectontwikkelaars nog, maar wordt wel actief gezocht naar een andere manier van communicatie met de burger. Zo worden inwoners van Utrecht vaker in een vroegtijdig stadium betrokken bij ontwikkelingen in hun stad of hun leefomgeving,’ vertelt Soeterbroek. ‘Daar werkt de gemeenteraad hard aan mee. Die probeert lokaal betere spelregels voor stads- en gebiedsontwikkeling te maken en werkt daarin samen met actieve bewonersgroepen zoals de Utrechtse Ruimtemakers waarin ik zelf actief ben.’

Uitgelicht

Bewonersgroep Renkum deelt mondkapjes uit in raadszaal / De Monitor

Bewoners Renkum strijden met mondkapjes en protestborden tegen stankoverlast papierfabriek

‘De norm moet worden dat mensen zelf hun stad kunnen bouwen, en dat de gemeente dat vervolgens besluit te ondersteunen. Het omkeren van de participatieladder heet dat in jargon. Nu worden mensen te laat geïnformeerd over bouwplannen en ze kunnen alleen op informatieavonden hun stem laten horen. Maar dat is echt als geeltjes plakken op een rijdende trein. Die geeltjes waaien toch wel weer van die trein af. Dat wil zeggen dat er uiteindelijk toch vrijwel niets wordt gedaan met de inbreng van burgers,’ zo stelt Soeterbroek.

‘Koekoeksklokparticipatie’ en de nieuwe omgevingswet

Soeterbroek noemt deze oude manier van dialoog met burgers ‘koekoeksklokparticipatie’. Hij legt uit: ‘Ik zie het als een koekoeksklok, waarbij het vogeltje een metafoor is voor de overheid. De overheid is heel lang bezig met het bedenken van eigen plannen, en komt vervolgens als een vogel uit de klok even naar buiten. Dan kun je als burger even je stem laten horen, en vervolgens gaat het vogeltje weer naar binnen. Met andere woorden: je mag wel meepraten, maar veel te laat en je moet lang wachten.'

Soeterbroek vindt daarom dat de lokale politiek inwoners (mede)zeggenschap moet geven over omgevingsvisies en omgevingsplannen. ‘Bouw alvorens plannen concreet te maken bijvoorbeeld brede gebiedstafels waar alle relevante belangen worden besproken, en waar ook burgers mee mogen praten. Of roep een burgerjury ondersteund door professionals in het leven die plannen beoordeeld. Daarmee haal je bewonersparticipatie uit de marginale hoek waarin het zich nu bevindt,’ zo stelt Soeterbroek.

'JE STEM LATEN HOREN OP EEN INFORMATIEAVOND IS ALS EEN GEELTJE PLAKKEN OP EEN RIJDENDE TREIN. DIE GEELTJES WAAIEN ER TOCH WEER VANAF’

Hij noemt daarom de nieuwe omgevingswet als een belangrijk middel in de weg naar meer dialoog en samenwerking tussen overheid en burger. ‘In de nieuwe omgevingswet wordt vastgelegd dat de overheid zo vroeg mogelijk de dialoog met burgers moet zoeken. Je zegt als overheid dan eigenlijk: ‘Wij zijn zoekende en hebben u daarbij nodig’,’ meent Soeterbroek. Hij vervolgt: ‘Uit allerlei onderzoeken blijkt dat mensen graag serieus genomen willen worden door hun (lokale) overheid. En samen hebben we zoveel collectieve intelligentie dat een willekeurige groep mensen complexe vraagstukken goed kan oplossen. Mensen kunnen samen tot grote hoogte stijgen als je hen het vertrouwen geeft samen een complexe vraag op te lossen. Maak daar als overheid gebruik van, ook bij ruimtelijke planning.’

Omgevingswet nog niet dwingend genoeg

Soeterbroek is niet blij met de sterke nadruk die de nieuwe omgevingswet legt op het weghalen van belemmeringen voor ruimtelijke projecten. Daarvan zullen vooral gehaaide ontwikkelaars met weinig binding met de stad profiteren. En participatie van burgers daarbij is veel te vrijblijvend geregeld. ‘De wet is niet dwingend genoeg. Zo worden gemeenten vrijgelaten om te bepalen wie er eigenlijk mag mee participeren’. Ook staat het volgens Soeterbroek niet vast wanneer burgers betrokken worden. ‘Een gemeente kan er voor kiezen om pas in een laat stadium te overleggen met bewoners.’

Bovendien vindt Soeterbroek het bedenkelijk dat de omgevingswet voortbouwt op de Crisis- en herstelwet (Chw). ‘De Chw werd tijdens de crisis in het leven geroepen om bouwbedrijven voldoende werk te verschaffen. Deze wet maakte het mogelijk om geplande bouwprojecten te versnellen, door daar bijvoorbeeld korte procedures aan te verbinden. In die wet draaide het om snelheid en de vereenvoudiging van procedures. Maar die wet beviel goed, en is nog steeds van toepassing.’ Volgens Soeterbroek wordt het idee van snelle procedures voortgezet in de nieuwe omgevingswet. ‘In lijn met deze drang naar snelheid gelden er straks in de nieuwe wet veel kortere termijnen voor het indienen van zienswijzen of voor juridische procedures. Als burger kun je het dus zomaar heel moeilijk krijgen.’

Ondemocratisch

Deze ontwikkelingen zijn volgens Soeterbroek ‘ondemocratisch’ te noemen. ‘Door meer snelheid worden straks de termijnen waarmee burgers inspraak hebben nog korter. De overheid geeft daarmee eigenlijk de boodschap af dat je aan de achterkant best de mogelijkheden van burgers kunt beperken als je in een vroeg stadium met alle belanghebbenden een te vrijblijvend geregelde dialoog hebt. Dat vind ik ondemocratisch.’ Soeterbroek sluit af: ‘In principe liggen er in de nieuwe omgevingswet mogelijkheden om besluiten - met behulp van burgers - goed uit te voeren. Als je dat als overheid doet, dan kan dat goed uitpakken. Je moet het als overheid je burgers niet onmogelijk maken om mee te spreken. Dan duw je hen zelf in de rol van boze burger.’

Makers