Het aantal spoedmeldingen in de jeugd-ggz stijgt de afgelopen maanden snel, en op de crisisdienst is steeds minder plek. Ben jij jong, zit je met jezelf in de knel en is de juiste hulp vinden een ingewikkelde zoektocht? Sta je als ouder aan de zijlijn terwijl je je kind steeds verder in de problemen ziet komen tijdens het wachten op de goede hulp? Of wil jij als hulpverlener in de jeugd-ggz jouw ervaring met ons delen?
Op de redactie lezen we een bezorgd bericht van Annemarie van Harn. Een paar jaar geleden richtte Van Harn een kleine ggz-instelling op in Wageningen. In deze praktijk werkt Van Harn veel met jongeren met mentale problematiek.
Het is dus een doelgroep die heel bekend voor haar is. Maar sinds begin van dit jaar ligt ze, zo schrijft ze, voor het eerst wakker van de verhalen die ze van hen hoort.
Ik slaap slecht van de verhalen van de jongeren in ons inloopspreekuur.
“Ik heb vannacht slecht geslapen. De verhalen van de jongeren die zich aanmelden in ons inloopspreekuur, zitten in mijn hoofd. Twee verhalen blijven vooral hangen. Een jongen van 17 die praktijkonderwijs doet en moeilijk leert. Heeft nu twee online lessen per week. Sport biedt hem normaal gesproken structuur, maar zijn sportles gaat niet door. Hij kan zichzelf niet staande houden en meldt zich bij ons met depressie in suïcidaliteit. En een studente van 22. Haar opmerking blijft me bij. Ze zegt dat ze het niet over haar lippen kan krijgen om mensen een gelukkig nieuw jaar te wensen, want ze heeft er zelf geen enkele hoop op dat het een goed nieuw jaar gaat worden.”
Als we Van Harn aan de telefoon hebben, vertelt ze dat haar ggz-instelling op dit moment overspoeld wordt met aanmeldingen van jongeren die helemaal vastlopen. “Wageningen is een universiteitsstad. In mijn ggz-instelling zien we altijd al studenten die vastlopen in hun leven en niet meer zien waar het naartoe moet. Maar sinds corona, en zeker sinds deze maand, zien we een ander beeld. Jongeren lopen niet pas in hun scriptiejaar, maar meteen in het eerste jaar al volledig vast. Ze dobberen. En de situatie voelt steeds uitzichtlozer.”
Dat zoveel jongeren zich bij haar melden, brengt een dilemma met zich mee, vertelt Van Harn. “Formeel mag ik geen gevaarlijke situaties beoordelen. Een jongere die in nood is, moet ik naar een psychiater sturen. Maar daar zijn de wachtlijsten ontzettend lang. Soms wel een half jaar. Stuur ik zo’n jongere dan weg, met het risico dat de problemen erger worden tijdens het lange wachten op hulp? Of zoek ik de grenzen op van wat ik als psycholoog kan doen als ik zie dat zo’n jongere echt door het ijs dreigt te zakken?
Het verhaal van Van Harn staat niet op zichzelf. Jongeren melden zich met steeds zwaardere problemen zoals psychoses, ernstige eetstoornissen en zware depressies bij de ggz. En ze zijn met steeds meer. Krap een maand geleden meldden ggz-instellingen dat het aantal crisismeldingen in de jeugd-ggz met 60 procent is toegenomen. De druk op het aantal ‘crisisbedden’ neemt toe. Die bedden zijn voor jongeren die een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving, omdat ze bijvoorbeeld suïcidaal of psychotisch zijn. In NRC Handelsblad vertelde hoogleraar jeugdpsychiatrie Arne Popma dat ook voor de coronacrisis het aantal crisisbedden voor zulke jongeren een probleem was, maar door de toegenomen vraag wordt het probleem nu pas echt nijpend. Volgens Popma is het te vergelijken met het tekort aan bedden op de IC. Het behandelcentrum in Amsterdam waar Arne Popma zelf werkt, luidde de noodklok omdat de zorgkwaliteit door de grote vraag zelfs niet meer gewaarborgd kan worden.