Stel je eens voor, het is hoogzomer en je besluit samen met vrienden te barbecueën. Plots worden jullie overvallen door een vieze geur, afkomstig van de fabriek dichtbij. De stank is dusdanig erg dat jullie gedwongen worden naar binnen te gaan en ramen en deuren te sluiten. Je baalt: het is niet de eerste keer dit jaar dat dit je overkomt. Dit voorbeeld is één van de vele verhalen die wij ontvingen van inwoners uit Renkum en Eerbeek. Wij zochten uit wat je als burger kunt doen als je stankoverlast ervaart.

In Nederland hebben we geen landelijke geurnormen vastgelegd. Gemeenten en provincies bepalen hun eigen geurnormen. Toch heeft niet elke provincie of gemeente normen vastgelegd. Zo hebben slechts acht van de twaalf provincies normen en regels over geur bepaald. In onze zoektocht werd echter al snel duidelijk dat dit beleid niet altijd keihard is. Provincies en gemeenten kijken per bedrijf hoe het provinciale of gemeentelijke geurbeleid kan worden toegepast. Dat betekent dat het mogelijk is dat er op basis van een aantal criteria wordt afgeweken van het geldende beleid. Zo kan er onder andere op grond van de geschiedenis van het bedrijf in de omgeving en de aard van de vrijkomende geur worden besloten om ‘maatwerk’ toe te passen.

Uitgelicht

Bewonersgroep Renkum deelt mondkapjes uit in raadszaal / De Monitor

Bewoners Renkum strijden met mondkapjes en protestborden tegen stankoverlast papierfabriek

Het beleid omtrent geur in Nederland is dus niet erg eenduidig. Daarnaast is het lastig dat er geen duidelijke monitor bestaat waarmee geurhinder in kaart wordt gebracht. We komen in contact met Hugo van Belois, adviseur lucht- en leefkwaliteit. Van Belois werkte mee aan de geurkaart van Nederland die in 2009 door het Planbureau voor de Leefomgeving werd gepubliceerd. Hij vertelt ons: ‘Ik ken door mijn werk wel honderd situaties in ons land waarbij geuroverlast een grote rol speelt. De overheid heeft daarentegen heel weinig zicht op geuroverlast in Nederland. Het ontbreekt aan een actueel beeld, aan een monitor waarmee duidelijk in kaart kan worden gebracht hoe vaak geuroverlast voorkomt, hoeveel mensen overlast ervaren en waar de geur dan vandaan komt. Daarom is er eigenlijk geen duidelijk beeld van de omvang van de geurproblematiek op dit moment.’

‘Hou een dagboekje bij’

Dat brengt ons bij de vraag wat je als burger dan eigenlijk kunt doen als je geuroverlast ervaart. Van Belois legt uit: ‘In eerste instantie moet je als burger de overlast altijd melden bij het bevoegd gezag, dus bij de gemeente of provincie. Blijf bellen en klagen als de overlast aanhoudt.’ Hij vervolgt: ‘Daarbij is het cruciaal dat je als burger goed kunt uitleggen wat er aan de hand is en waar de schoen precies wringt voor jou.’

Van Belois adviseert burgers daarom altijd een dagboek bij te houden. ‘Als burger is het verstandig de overlast systematisch bij te houden. Schrijf op wanneer je thuis bent en waar en wanneer je precies overlast ervaart. Hou bij hoe lang de overlast al duurt, hoe erg het voor jou is, waar je denkt dat het vandaan komt en waar het naar ruikt. En bovenal: blijf bellen, blijf klagen. Gemeenten en provincies hebben die informatie nodig’, zo vertelt hij.

Ook meent Van Belois dat burgers altijd moeten aandringen op geuronderzoek bij het bevoegd gezag. ‘Als je eenmaal meerdere keren hebt geklaagd en toch overlast blijft houden, dan moet je als burger echt vragen om aanvullend onderzoek. Het bevoegd gezag kan op allerlei manieren stankoverlast onderzoeken, of zorgen dat het overlast veroorzakende bedrijf het onderzoek doet. Mocht het bevoegd gezag besluiten geen aanvullend onderzoek te doen, dan kun je in het uiterste geval als burger altijd zelf proberen je te verenigen met andere gehinderden. Dan moet je samen proberen een geuronderzoek op poten te zetten. Maar die kosten kunnen hoog oplopen. Je kunt dus beter blijven aandringen dat provincie, gemeente of het desbetreffende bedrijf dat doen,’ meent hij.

Geuronderzoek

Als burger kun je dus eigenlijk niet veel meer doen dan blijven klagen en aandringen op een geuronderzoek. Maar hoe werkt zo’n geuronderzoek eigenlijk? Het lijkt namelijk niet eenvoudig om stank in objectieve criteria te vatten. Van Belois: ‘Er zijn twee manieren om geur te meten. De standaard is het meten van geur met gecertificeerde neuzen. Dan gaat er een waarnemer naar het bedrijf, en die vult een zak met lucht afkomstig van de bron. Vaak is de bron een schoorsteen. Die zak met lucht wordt naar laboratorium gebracht, waar een panel bestaande uit gecertificeerde neuzen de lucht evalueert. Deze zogenoemde ‘panelleden’ zijn geselecteerd op een stabiel en gemiddeld reukvermogen. De geur wordt meerdere keren verdund en aan de neuzen voorgelegd. Wanneer iedereen de geur ruikt, dan wordt de geur op een zo objectief mogelijke wijze beoordeeld.’

Blijf bellen, blijf klagen en dring aan op geuronderzoek

Hugo van Belois, adviseur lucht- en leefkwaliteit

Toch wordt die methode vaak bekritiseerd, omdat het te veel af zou hangen van momentopnames. Zo zou de daadwerkelijke geuremissie verantwoordelijk voor de overlast niet altijd gemeten worden. Er is daarom nog een manier waarop geur gemeten kan worden. Van Belois legt uit: ‘Je kunt ook meten met elektronische neuzen. Dat zijn een soort kastjes die in de leefomgeving van mensen worden geplaatst. Die kastjes registreren de geur langdurig. Het probleem hierbij is echter dat zo’n elektronische neus op allerlei geuren reageert, en dus niet altijd specifiek op de geur van de bron. Daarom worden er ook panelleden de omgeving ingestuurd als de elektronische neus melding geeft van een sterke lucht. Deze menselijke neuzen houden bij waar ze de geur ruiken, hoe sterk het ruikt en waar het vermoedelijk vandaan komt. Op die manier kan het meetsignaal van een elektronische neus gekoppeld worden aan de geur ter plekke. Panelleden kunnen ook zelfstandig, als een zogenoemde ‘snuffelploeg’, worden ingezet om een geursituatie te beoordelen. De resultaten van deze onderzoeken worden vervolgens bij het bevoegd gezag neergelegd. Op basis van dit onderzoek kan het gezag wel of niet overgaan tot maatregelen.’

Geur en gezondheid

Volgens Van Belois is het van groot belang dat het bevoegd gezag geuronderzoek uitvoert als burgers klagen over stankoverlast. Zo stelt hij: ‘Stankoverlast moet echt niet onderschat worden. Ik kom zo vaak gevoelens van frustratie tegen bij mensen die overlast ervaren. Dat gaat echt heel ver.’ Wij herkennen het beeld dat Van Belois schetst. Ook onze tipgevers geven aan zich machteloos te voelen tegenover de stank waar ze regelmatig last van hebben.

Bovendien waarschuwt Van Belois voor meer dan alleen gevoelens van frustratie. ‘Ook de effecten van stank op de gezondheid moeten niet we niet miskennen’, meent hij. Op de website van het Ministerie Infrastructuur en Waterstaat (IenW) lezen we dat de meeste geurstoffen al te ruiken zijn bij hele lage hoeveelheden, en dat deze geurstoffen doorgaans niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Maar ook lezen we dat stankoverlast wel degelijk effecten op de gezondheid kan hebben.

Uitgelicht

De molen van het papier en van de pulp - de voorraad van het Papier / Moreno Soppelsa/ Dreamstime

‘Die troep kan niet anders dan ongezond zijn’

Zo blijkt uit de website van het IenW dat alleen al de stress die ontstaat na langdurige blootstelling aan stank een veroorzaker kan zijn van gezondheidsklachten. Mensen kunnen bijvoorbeeld last krijgen van hoofdpijn en misselijkheid. Daarnaast kan stankoverlast ook leiden tot een aanpassing en verstoring van het gedrag. Minder diep ademhalen, niet meer buiten durven zitten, geen visite meer willen ontvangen, slapen met de ramen gesloten of überhaupt niet meer thuis willen zijn. Het kunnen allemaal gevolgen zijn van langere tijd in de stank zitten.

‘Geuroverlast is moeilijk te behappen'

Geuroverlast moet dus niet worden onderschat volgens Van Belois. ‘Ik druk de Nederlandse overheid op het hart om geuroverlast meer op waarde te schatten. Het effect van geur, geurhinder en de gevolgen ervan zijn te lang niet op waarde geschat. We moeten in Nederland meer inspanning leveren om geurhinder te voorkomen. Ons huidige instrumentarium schiet hierin te kort. En daarmee worden burgers in het nauw gedreven’, vertelt Van Belois. Toch erkent ook hij dat geurhinder ook voor de overheid ingewikkelde problematiek is: ‘Geur is heel lastig te meten en bovendien is de ervaren overlast moeilijk te objectiveren. De overheid is in zekere mate ook onmachtig. Toch moet je als lokale overheid wel proberen grip te krijgen op de situatie, anders kun je geen beslissingen maken.’

Hij sluit af: ‘Stankoverlast blijft een moeilijk behapbaar verschijnsel. Het probleem is veelbetekenend en urgent, maar er is geen duidelijk beleid of goede monitor. Mensen moeten dus echt hinder blijven melden en aandringen op geuronderzoek. Dat is een heel belangrijk middel in hun strijd tegen de overlast’.