Onze uitzending over composteerbare producten doet zoveel stof opwaaien dat onze telefoon en inbox roodgloeiend staan. Ook de producent van de bakjes van Brendon, Natureko, wil na het zien van de uitzending toch nog zijn ei kwijt. “Het gaat allemaal om de belangen van de afvalverwerkers.”
“Kijk”, zegt Dinand de Pagter, accountmanager bij Natureko aan de telefoon, “wij hebben die norm van het Kiemplantlogo niet bedacht, dus het is niet eerlijk dat wij daar nu zo op aangekeken worden.” Hij meent dat de overheid zelf een paar jaar geleden nog enthousiast was over de meerwaarde van composteerbare bakjes. En dat de bakjes ook gewoon gecomposteerd kúnnen worden in installaties. “Dat het niet gebeurt, ligt aan de afvalverwerkers.”
Want hoe zit het volgens De Pagter? “Er is een Europese norm voor wanneer iets composteerbaar genoemd mag worden. En wij betalen als importeur grof geld om die certificering te krijgen.” De kosten bedragen zo 15.000 euro per productgroep, meldt de accountmanager. En afvalverwerkers moeten dat gewoon composteren, vindt hij. “Waarom hebben we anders die norm?”
WUR: composteerbare zakken vergaan wel in installatie
Heeft De Pagter een punt? We kijken nog even terug naar de drie redenen die gft-verwerkers ons gaven waarom ze niet blij waren met de hippe composteerbare plastics. Ten eerste ging het ze om de tijd die composteerbare producten nodig hebben om af te breken in hun installaties. Dat zou meer zijn, dan de korte cycli van een paar weken die zij draaien voor het gft-afval.
De Pagter wijst ons op een onderzoek van de Wageningen University & Research (WUR) dat afgelopen week verscheen. Daarvoor werden negen producten die composteerbaar zouden zijn, gevolgd in de installatie om te zien of ze daar afbraken. Het ging om producten die zorgen voor meer inzameling van gft-afval zoals gft-inzamelzakken, plantenpotten, theezakjes, koffiepads, koffiecapsules en fruitetiketten. In lijn met de gft-verwerkers lezen we in het Wageningen-rapport dat “een composteercyclus van elf dagen … voor de meeste onderzochte producten, net als voor de referentiematerialen (sinaasappel- en bananenschillen), niet voldoende [is] om volledig uiteen te vallen.” De enige composteerbare producten die wel uiteen vielen in één composteercyclus waren de PLA-plantenpot en het PLA-theezakje.
Desalniettemin kunnen de producten wel gewoon ingebracht worden in een volgende cyclus om dan te vergaan. Net als de sinaasappelschillen, die ook meer tijd nodig hebben dan bijvoorbeeld een appel. “Tachtig procent van de biomassa die uit de reactor komt na een eerste composteercyclus van elf dagen is namelijk nog geen compost”, horen we van Maarten van der Zee die het onderzoek voor de WUR deed. “Het is organisch materiaal in meer of mindere staat van ontbinding, op weg om compost te worden.”
Van der Zee zag dat de negen producten die zij onderzochten in verdere staat van ontbinding waren na een composteercyclus dan het gros van het ‘reguliere’ gft en concludeert dus dat die negen producten prima verwerkt kunnen worden met het gft. “Ook is niet te verwachten dat de onderzochte composteerbare producten bijdragen aan zichtbare verontreiniging van de uiteindelijke compost”, aldus Van der Zee.
Circulair of niet?
Dan de tweede reden waarom gft-verwerkers de composteerbare plastics niet willen: het zou niks toevoegen aan hun compost. Daar vindt De Pagter het zijne van: “Ik geloof best dat het geen rijke compost wordt, maar hebben we nou afvalverwerkers om potgrond te maken of hebben we afvalverwerkers om ons afval op de beste manier te verwerken?” Hij vindt composteren ook niet oncirculair: “Je zou het organisch recyclen kunnen noemen. Je geeft het water en de lucht weer terug aan het milieu. En de voedselresten in de bakjes voegen wel degelijk iets toe aan het compost.”
Oke, dus volgens De Pagter is het niet erg dat de bakjes niks positiefs toevoegen. Maar voegen ze ook geen slechte stoffen toe aan het compost? Het onderzoek van Wageningen richt zich op ‘zichtbare verontreiniging’, maar hoe zit het met de microplastics? “In onze bakjes zit geen plastic. Ze zijn gemaakt van suikerrietvezel”, legt De Pagter uit.
Hoe kan het dan waterdicht zijn? Wij zetten hier op de redactie een bakje in de vensterbank en vulden het met water. Vier dagen later stond er nog gewoon een laag in. De Pagter: “Dat komt door een additief, een oil proof agent.” Een oil proof agent? Wat is dat? “Dat weet ik ook niet precies, maar onze producten hebben volgens de norm een ecotoxiciteitstest ondergaan. Dat betekent dat het compost niet nadelig beïnvloed wordt.” En in die norm worden alle stoffen gemeten die we niet in onze bodem willen hebben? De Pagter: “Dat weet ik niet. Ik weet alleen dat onze producten voldoen aan de ecotoxiciteitstest in de norm.” Wat De Pagter betreft breiden ze de norm uit zodat ook andere stoffen met zekerheid uitgesloten kunnen worden. “En uiteraard voldoen onze bakjes aan de voedselveiligheidseisen.”
Overheid, wees nou eens duidelijk
Dan het derde punt van de composteerders: het zorgt voor vervuiling met fossiele plastics in de gft-stroom omdat het voor consumenten lastig is om onderscheid te maken tussen gewoon en composteerbaar plastic. De Pagter: “Vervuiling kunnen verwerkers eruit halen. Dan moeten ze misschien meer sorteren, maar dat is het wel waard, toch? En het is ook een kwestie van opvoeden, zorgen dat consumenten weten wat ze waar moeten weggooien.”
Al met al meent De Pagter vooral dat de overheid en de afvalverwerkers duidelijkheid moeten verschaffen. En dat Brendon zijn bakjes gewoon moet blijven gebruiken: “In de natuur moet je ze niet gooien, nee. En ik snap ook best dat afvalverwerkers niet allerlei producten van composteerbaar materiaal willen als die net zo goed van ander materiaal gemaakt kunnen worden. Maar bij onze frietbakjes heeft het echt nut dat ze composteerbaar zijn omdat er voedselresten in achterblijven”