De worsteling van homostellen met een kinderwens is groot, merken we in ons onderzoek naar draagmoederschap. ‘Ook al hoop ik ooit vader te worden, het schrikt me af wat wij er allemaal voor moeten doen om een familieleven te krijgen,’ zo reageert Erik, één van de mannen die we spreken voor ons onderzoek.
‘Ik heb een grote kinderwens, al mijn hele leven,’ vertelt Erik, ‘maar ik kan me niet voorstellen naar Amerika te moeten afreizen, daar honderdduizend euro te betalen en vervolgens een baby mee naar huis te nemen. Het is alsof je een kind koopt! Maar ja, welke keus heb je anders? Hier in Nederland word je niet geholpen. Of je moet geluk hebben en zelf een draagmoeder vinden, die ook nog eens met haar eigen eitje zwanger wil worden.’ Erik twijfelt zo langzamerhand of hij überhaupt aan het hele traject durft beginnen.
De zoektocht naar een draagmoeder
En Erik is niet de enige die opziet tegen de ingewikkelde zoektocht naar een (draag)moeder voor zijn kind. Ook Jens en zijn vriend Mike staan aan het begin van de zoektocht naar een draagmoeder. ‘We zijn genoodzaakt om de media op te zoeken. Hoe komen we anders aan een draagmoeder? Mijn vriend en ik hebben een stabiel leven. We hebben een kind zoveel te bieden. Waarom zouden wij geen huisje, boompje, beestje mogen hebben, net als heterostellen? Het liefst zou ik willen aankloppen bij een kliniek die ons kan begeleiden. Dat we onder begeleiding van een team dit moeilijke proces kunnen doorstaan. Maar dat is in Nederland nu nog niet toegestaan,’ aldus Jens.
Kinderwens zorgt voor dilemma’s binnen families
Hoe complex de situatie voor homostellen is, blijkt ook uit de verhalen over ingewikkelde dilemma’s die hun kinderwens oproept in de vriendenkring of zelfs binnen families. Zo hebben Pim en zijn vriend ook al jaren een kinderwens. ‘Het liefst zou ik vier kinderen krijgen, heb ik altijd geroepen. Maar ik mag van geluk spreken als ik ooit één kindje mag krijgen.’ De zus van Pim is eind twintig, heeft zelf nog kleine kinderen, maar zou heel graag voor Pim en zijn vriend in de toekomst draagmoeder willen zijn, ook omdat ze weet wat het voor haar broer betekent. Pim’s vriend zou dan de biologische vader worden. Maar er is twijfel bij zijn zus: hoe zou ze reageren op een kindje dat misschien wel op haar lijkt, en een halfbroertje of halfzusje is van haar eigen kinderen? En ze vraagt zich af of haar eigen kinderwens al is voltooid, ze is nog geen dertig. Het is een worsteling voor zowel broer als zus. En hoewel Pim het fantastisch vindt dat zijn zus dit misschien voor hem en zijn vriend wil doen, ziet hij ook hoe complex de familieafstamming wordt.
‘Dan krijgen we een situatie dat ik uiteindelijk én de juridische vader word van het kindje én tegelijkertijd ook de oom ben.’
Pim zou het voor zijn zus graag makkelijker willen maken om een besluit te nemen. ‘Wanneer wij een eitje van een andere donor kunnen gebruiken, zodat ze echt alleen draagmoeder is, zou dit het wellicht makkelijker voor haar maken. Het probleem hierbij is, dat er op dit moment nog geen enkele kliniek in Nederland aan mee wil werken. We zouden daardoor met mijn zus naar het buitenland moeten, want in een aantal andere landen wordt dit wel gedaan. Echter brengt dit weer (hoge) kosten met zich mee.’