De provincie heeft als kerntaak diersoorten te beschermen. Maar wat betreft wilde zwijnen gelden er andere regels. Voor ons onderzoek Wilde Zwijnen zetten we even voor je op een rij wat het beleid is rond deze wildstand.

Strikt genomen zijn veel zwijnen hier illegaal, want buiten drie officiële leefgebieden (De Veluwe, Nationaal Park de Meinweg en het gebied rond het Limburgse Meerlebroek) geldt een zogeheten ‘nulstand’. In de zuidelijk provincies zijn de zwijnen inmiddels zo talrijk dat enkele natuurorganisaties en politieke partijen pleiten voor het erkennen van de nieuw veroverde leefgebieden. Dat is tegen het zere been van de agrarische sector, die gesteund door VVD en CDA, wil dat de nulstand wordt gehandhaafd vanwege het risico op dierziektes. En in het bijzonder de varkenspest.

Uitgelicht

Mogens Dall, voorzitter van de Zuid-Deense landbouwbond, voerder campagne voor een pakket aan maatregelen om Afrikaanse Varkenspest buiten de deur te houden / De Monitor

‘Stapt er morgen een besmet zwijn de grens over, dan staan er 38.000 banen op de tocht’

In principe is het aan de provincie om een knoop door te hakken. Sinds 2017 hebben de provinciebesturen namelijk de verantwoordelijkheid om ‘diersoorten in ‘gunstige staat van instandhouding te houden of te herstellen’, zoals de wet natuurbescherming voorschrijft.

Alleen, dat geldt niet voor wilde zwijnen.

In de kleine lettertjes staat dat het in stand houden van wilde dieren niet geldt voor populaties die ontstaan in een gebied met een nulstand. Vanwege het risico op dierziekten zal ‘de jachthouder ten aanzien van wilde zwijnen redelijkerwijs alles in het werk moeten stellen om het aantal tot nul terug te brengen’. Voor de duidelijkheid: de jachthouder is degene die het jachtrecht op een stuk grond pacht en/of de eigenaar van die grond. Dat kan een boer zijn, maar ook de eigenaar of beheerder van een natuurgebied.

Handhaving nulstand verplicht

Dat provincies moeten toezien op het naleven van die nulstandverplichting lezen we ook in de Nationale Agenda Diergezondheid 2007-2015. Om de varkenshouderij te beschermen tegen dierziekten wil Gerda Verburg - destijds minister van Landbouw - ‘aandacht voor een verhoogde inzet van provincies bij de de realisatie van het nulstandbeleid wilde zwijnen’. Ook het crisisdraaiboek ‘Klassieke en Afrikaanse Varkenspest’ van de Voedsel- en Warenautoriteit is glashelder: ‘Buiten de leefgebieden worden wilde zwijnen niet getolereerd en wordt actief nulstandbeheer gevoerd’. Mede vanwege de financiële risico’s die varkenshouders lopen in het geval van een uitbraak, krijgen ze drie jaar geleden de toezegging van het ministerie van Economische Zaken dat er een plan van aanpak komt, met daarin speciale aandacht voor - jawel - ‘handhaving van de nulstand’.

Andere koers

De praktijk werkt echter anders. Het ministerie laat weten alleen op te treden in het geval van een uitbraak. Tot die tijd is het aan provincies zelf om te bepalen of er intensiever wordt beheerd. Zo vaart de provincie Brabant een andere koers, door nulstand als 'nul-schade' te interpreteren. Volgens gedeputeerde Johan van den Hout zijn er inmiddels zoveel zwijnen, dat nulstand niet langer realistisch is. Everzwijnen zijn in principe niet toegestaan, maar worden met rust gelaten op plekken waar ze geen of weinig schade veroorzaken. Lokale ‘zwijnentafels’, met daarin natuurorganisaties, boeren, gemeenten en andere belanghebbenden, bepalen in hun eigen regio waar er gejaagd wordt. Zo jaagt Natuurmonumenten bijvoorbeeld minder intensief in de bossen die het beheert en laat het ook geen jagers van buitenaf toe. Het zwijn heeft volgens de natuurorganisatie een plek in de natuur, ook in gebieden waar dat wettelijk gezien strikt genomen niet mag.

Makers

Verslaggever