We zien de Nachtwacht van Rembrandt, het Melkmeisje van Johannes Vermeer. Na sluitingstijd loopt onze presentator Teun van de Keuken met conservator Pieter Roelofs de eregalerij van het Rijksmuseum binnen. In de hoek met werken van Salomon van Ruysdael (1600/1603 - 1670) hangt een bijzonder schilderij: een typisch Hollands landschap met in het midden een veerpont waarop twee Blaarkoppen staan, inmiddels zeldzame koeien. Roelofs: ‘Aan de hand van schilderijen als deze kan je laten zien dat deze koeien al bijna 400 jaar bij het Nederlandse landschap horen.’
We zijn in het Rijksmuseum voor ons onderzoek Boer en Beleid. Koeien als cultureel erfgoed dus. Toch is het niet zeker dat de zeldzame runderrassen in Nederland blijven bestaan. Wat speelt er?
De nieuwe meststoffenwet die sinds dit jaar van kracht is, bepaalt hoeveel koeien een boer mag hebben. Het doel is om de veestapel te laten krimpen zodat het mestoverschot, waarin fosfaat zit, kleiner wordt. Sommige boeren moeten koeien wegdoen of dure fosfaatrechten bijkopen. Deze regels gelden ook voor boeren met zeldzame runderrassen: ook onder hen zijn boeren die koeien moeten laten slachten.
Polderpanda
Dat terwijl een aantal van de zeldzame runderrassen bedreigd is: er zijn er niet zoveel meer van in Nederland. Zo zijn er van de Blaarkop volgens de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) nog maar 2.785 in Nederland. Vanwege de geringe populatieomvang en zijn karakteristieke ringen (‘blaren’) rond de ogen heeft de koe zelfs de bijnaam ‘Polderpanda’ gekregen. Dit ras is net als de Lakenvelder heel oud. De Blaarkop werd al in de 14e eeuw beschreven.
Teun van de Keuken en Pieter Roelofs kijken naar de Blaarkoppen van Van Ruysdael.
Teun: ‘Blaarkoppen, dat zijn dus van die oude rassen. En dan notabene een zwarte en een rode. Schitterend zeg. Dus in het Nederlandse landschap waren die niet weg te denken?
Roelofs: ‘Nee, die hoorden daarbij.’
Teun: ‘Dus we kunnen wel zeggen dat ze in ieder geval belangrijk waren?’
Roelofs: ‘Ja. Het mooie is denk ik dat je aan de hand van schilderijen als deze kan laten zien dat ze al bijna 400 jaar horen bij het Nederlandse landschap.’
Teun: ‘We kunnen ook zeggen: Ze staan hier op schilderijen, we hebben ze niet meer in het echt nodig.’
Roelofs: ‘Ik denk dat je juist door ze nu nog te hebben ook kunt laten zien hoe relevant deze kunst is. Bijna 400 jaar later! Het gaat ook over het nu. De miljoenen bezoekers die in het Rijks komen, die denken ook: dit is Nederland, die beesten horen ook in het Nederlands landschap.’
Teun: ‘Ja, dus zoals de traditie laat zien.’
Een Lakenvelder in de bibliotheek
In de prachtige oude bibliotheek van het Rijksmuseum, komen Teun en Roelofs nóg een zeldzame koe tegen: de Lakenvelder. Werd de Blaarkop al in de 14e eeuw beschreven, de Lakenvelder komt zelfs al in de 12e eeuw in geschriften voor.
Conservator Roelofs opent voorzichtig een doos en daaruit komt een aquarel tevoorschijn van een koe, gemaakt door Anton Mauve (1838 - 1888). ‘Dit is Mauve, een Nederlandse kunstenaar van de Haagse school en hij heeft echt een portret gemaakt van een Lakenvelder. En dit is echt een uniek werk, er is geen ander portret zoals dit bewaard gebleven.’
Teun: ‘Wat kunnen we over dit werk zeggen?’ ‘Nou ik denk dat het mooi is dat je ziet dat Mauve, op dat moment één van de grootste kunstenaars in Nederland, een koe kiest, een Lakenvelder, als hoofdthema van zo’n grote aquarel.
Roelofs vervolgt: ‘De kunstenaar heeft ook daadwerkelijk deze koe voor zich gehad en is die gaan aquarelleren. Zoals hij hier ligt in al zijn ontspanning geeft het denk ik een heel mooi beeld van hoe dergelijke koeien een onderdeel uitmaakten van die hele brede populatie aan rundersoorten die je had in de 19de eeuw. Dit is in 1884 gemaakt, in het jaar voordat het Rijksmuseum opende, maar ook meteen daarna door het Rijksmuseum is verworven. Dus het komt echt meteen binnen: het nieuwe gebouw staat er en dit is één van de eerste voorwerpen die we naar binnen hebben gehaald.’
Teun: ‘Maar nu is het een zeldzaam, we kunnen zelfs zeggen een bedreigde koe. Maar toen was dat gewoon een gebruikelijke koe?’
Roelofs: ‘Ja. Deze zag je gewoon door het hele land. Met name in de noordelijke provincies.’
Teun: ‘Maar dat ze zo geportretteerd wordt, alsof het een mooie vrouw is?’
Roelofs: ‘Ja, dat zijn jouw woorden, maar zo ligt hij, zij moet ik zeggen, er wel goed bij.’
Teun: ‘Ja schitterend!’