“Mijn oom in het ziekenhuis met corona aan zijn lot overlaten kon ik niet. Zijn kinderen zaten op dat moment in quarantaine en zijn vrouw vocht in een revalidatiecentrum tegen lymfeklierkanker. Elke dag ging ik even naar hem toe, zónder beschermingsmaatregelen.”
Aldus een verzorgende die al wekenlang met een steen in haar maag rondloopt. Want moest ze nu wel of niet haar stervende oom met dementie bezoeken? Wat zouden de risico’s zijn voor de bewoners van het verpleeghuis waar ze zelf werkt?
Gepaste afstand
“Ik ben wel steeds op gepaste afstand gebleven en trok handschoenen aan en desinfecteerde voor en na betreding van zijn kamer goed mijn handen, maar toch kreeg ik geen bril of schort. Mijn oom lag op een speciale corona-afdeling in het ziekenhuis en was dementerend.” Ze geeft op haar werk, een verpleeghuis, aan dat ze elke dag bij een coronapatiënt op bezoek gaat. “Maar, kreeg ik als antwoord, zolang ik geen verschijnselen vertoonde kon ik gewoon komen werken. ‘Iedereen kent wel iemand met corona’ zei mijn leidinggevende.”
Angst
“Ik ben dus gaan werken met angst. Stel dat er iemand klachten krijgt? Dan heb ik het gedaan.
Twee weken lang is de verzorgende elke ochtend met een knoop in haar maag opgestaan in de hoop dat niemand het virus zou krijgen in het verpleeghuis. “Ik heb een groot risico genomen ja. Maar ben ook blij dat mijn oom niet alleen zijn laatste dagen door heeft moeten maken. Hartverscheurend om te zien dat mijn tante afscheid heeft moeten nemen via een iPad en zo haar man zijn laatste adem uit heeft moeten zien blazen. 56 jaar getrouwd en dan zo gescheiden worden van elkaar, verschrikkelijk.”
Geen klachten? Doorwerken!
Dit is nog maar één van de vele schrijnende verhalen die we afgelopen week binnen hebben gekregen vanuit de verpleeg- en verzorgingshuizen. Mantelzorgers die niet bij hun geliefden mogen komen, zelfs niet bij hun sterven mogen zijn. Maar ook verpleegkundigen en verzorgenden die zélf in een benarde positie terechtkomen door het grote tekort aan beschermingsmateriaal. De angst voor verspreiding van het virus is groot. Terwijl zonder klachten er wel gewoon doorgewerkt moet worden.
Vader verzorgen
Een andere verzorgende mailt ons. “Ik werk in een verpleeghuis waar ook mijn vader is opgenomen. Toen ik hoorde dat mijn vader van negentig het coronavirus had wilde ik overgeplaatst worden naar zíjn afdeling om hem te verzorgen.” De leidinggevende van deze verzorgende ging akkoord. Maar haar vader werd snel zieker en zieker. “Op dat moment ben je toch dochter en ik wilde bij zijn bed waken. We wisten: dit gaat niet lang meer duren”.
Alleen sterven
Maar juist op dat moment werden de maatregelen aangescherpt. Ze werd gebeld dat ze niet meer urenlang in de nacht naast het bed van haar vader mocht zitten. Ze mocht überhaupt niet meer bij hem komen. Alleen verpleegkundigen mochten nog in volle bescherming naar haar vader toe, die inmiddels heel slecht lag. “Ik wist niet wat ik hoorde. Ik was echt woest en ging door het lint. Dat deze onmenselijke beslissing gemaakt werd terwijl ze me kennen en ik zélf nota bene verzorgende ben!” Die nacht is haar vader overleden, alleen. “Dat doet me zoveel verdriet. Hij heeft altijd gezegd dat hij niet alleen wilde sterven en dat is nu toch gebeurd. Ik voel me gefrustreerd en boos en ik weet niet of ik daar nog langer wil of kan werken. Ze hebben me de laatste momenten met mijn vader afgepakt.”
Schijnveiligheid?
Voor deze verzorgenden en ook voor vele mantelzorgers voelen de maatregelen in de verpleeghuizen als oneerlijk én willekeurig. Vooral omdat inmiddels in veertig procent van de verpleeghuizen coronabesmettingen zijn. Als verpleegkundigen met slechte bescherming in- en uitlopen, waarom mogen mantelzorgers dan niet naar binnen? En de dilemma's blijven zich aandienen. Want de verzorgende wiens oom overleden is heeft deze week te horen gekregen dat nu ook haar 80-jarige tante positief is getest op corona. “ Corona is een sluipmoordenaar; je weet niet of je het krijgt en hoe erg je het krijgt. Maar de angst je familie aan hun lot over te moeten laten, daar kan ík niet mee leven.”