Het is een week geleden dat we ons nieuwe dossier Zorg aan huis openden. Na enkele dagen van intensief bellen met verpleegkundigen en verzorgers maken we de tussenstand op. Er is veel gereageerd, maar wat zijn nu de belangrijkste knelpunten die werknemers zelf signaleren?
Daarvoor moeten we eerst de band terugspoelen. De recente hervorming van de ouderenzorg heeft de inrichting van de wijkzorg grondig opgeschud. Alleen ouderen die zeer veel zorg nodig hebben, kunnen nog terecht in verpleeghuizen. En ook het aantal verzorgingshuizen wordt in rap tempo afgebouwd. Over 3 jaar is het aantal zorginstellingen met bijna de helft gekrompen. Ouderen zijn voor hun zorg dus meer en meer aangewezen op de thuiszorg, waarbij de zorgverzekeraars sinds 2015 verantwoordelijk zijn voor de bekostiging.
Die wijziging heeft voor de meest ingrijpende verandering in het stelsel gezorgd en in zekere zin ook het nijpende tekort aan personeel. Over de hele linie zijn er te weinig mensen om de zorg op te vangen, maar een aantal factoren voeren die de druk extra op, zo vertellen circa 35 medewerkers ons.
1. Opleidingseisen
Wie mag wat doen? Het bepalen van hoeveel zorg iemand nodig heeft en het opstellen van het zorgplan mag alleen nog worden gedaan door de hoogst geschoolde verpleegkundigen. Het idee was dat professionals die daadwerkelijk bij mensen over de vloer komen dat beter kunnen dan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Alleen, die professionals zijn schaars. Zo schaars dat we ons afvragen of deze ‘kwaliteitsimpuls’ wel goed is doordacht. Een jaar voor de invoering berekende de branche zelf dat er zo’n 2300 extra HBO-verpleegkundigen nodig waren om het uit te kunnen voeren. In hetzelfde onderzoek lezen dat zelfs zonder de nieuwe kwaliteitseisen het tekort in 2017 op zal lopen tot bijna 6000 hoog opgeleide verpleegkundigen. Bijna een kwart van de zorgaanbieders heeft in 2014 zelfs helemaal geen HBO’ers in dienst. Er komt daarom wel een overgangsregeling die het mogelijk maakt om lager geschoold personeel in te zetten voor het opstellen van zorgplannen, maar die loopt dit jaar af.
Een verpleegkundige uit de regio Zaandam: ‘Voorheen kon ik als MBO’er zelf bepalen of iemand na een val bijvoorbeeld extra zorg nodig had, maar dat mag nu niet meer. De paar HBO’ers die hier werken, zitten daardoor vooral achter de computer, want iedere wijziging in het zorgplan moet door hen worden ingevoerd in het systeem. Ze komen nauwelijks aan zorg toe.’
2. Financiering
Zorgaanbieders moeten ieder jaar onderhandelen met zorgverzekeraars over de hoeveelheid zorg die wordt ingekocht. Verschillende tipgevers wijzen ons erop dat dit in praktijk veel te weinig is en dat bovendien de tarieven voor veel zorg dit jaar zijn verlaagd. De budgetten zijn daardoor te klein om de uitval van personeel te kunnen bekostigen. Zo krijgen we meerdere tips uit Zeeland, waar dit nadrukkelijk zou spelen: ‘We zaten in augustus al over ons budgetplafond heen, maar we mogen geen zorg weigeren. De werkdruk die dat met zich meebrengt zorgt ervoor dat extra mensen uitvallen door ziekte, terwijl je ze wel moet betalen. Kosten die allemaal voor rekening van onze werkgever zijn en niet de verzekeraar. Ik maak me daar ernstige zorgen over, want voor volgend jaar komen er geen uren en dus ook geen geld bij.’
3. Administratieve last
Een terugkerend punt in de gesprekken. Iedere minuut moet richting de zorgverzekeraar worden verantwoord. Is er meer zorg nodig? Dan moet het zorgplan ook tussentijds weer worden aangepast, om te voorkomen dat de uren voor eigen rekening komen. ‘Dat klinkt misschien als een simpele klus en met een volle bezetting zou dat ook best te doen zijn, maar dat is eigenlijk nooit zo,’ reageren verschillende verpleegkundigen en verzorgenden. Ze beschrijven hoe ze veel extra diensten draaien om gaten in het rooster dicht te lopen. Daar komt nog bij dat door de bezuinigingen veel ondersteuning is verdwenen. Roosters moeten zelf worden gepland en ook moeten ze zelf de routes uitstippelen. Van verschillende werknemers begrijpen we dat ze zelfs hun eigen kantoor moeten schoonmaken. ‘Is het klantgebonden dan kunnen we uren declareren, maar dat geldt dus niet voor alles. We worden als team daarop in de gaten gehouden door onze werkgever. Teveel niet declarabele uren en je wordt teruggefloten. Dat geldt ook voor een extra praatje bij een cliënt.’
4. Te kleine contracten
Een belangrijk probleem, dat voor een deel met de punten hierboven te maken heeft. Juist In de thuiszorg wordt van oudsher in de ochtend en avond gewerkt, omdat dit voor cliënten prettiger is. In praktijk krijgen vooral lager geschoolde werknemers een arbeidscontract voor 24 uur dat wordt uitgesmeerd over 4 tot zelfs 5 dagen. Een groot deel van hun werkweek zijn ze dus alleen in de middag vrij. Bovendien weten ze aan het begin van de week niet of daar nog extra diensten bij komen. ‘Dat vreet energie, want echt vrij ben je niet. Je ziet dat veel collega’s daarom toch kiezen voor het ziekenhuis waar ze gewoon 3 dagen kunnen werken.’
Een coördinator laat ons weten dat ook dit voor een deel veroorzaakt wordt door de opleidingseisen: ‘De coördinatie en organisatie van de zorg was eerder altijd evenredig verspreid over de verschillende niveaus werkzaam op de vloer. Het voeren van een familiegesprek, het bijstellen van de documenten in de zorgleefplannen of simpelweg verzorgen van de cliënten en patiënten waar wij voor wilden zorgen: iedereen had zijn of haar rol. Er is nu voor lager geschoold personeel te weinig te doen om iedereen een normale werkdag aan het werk te zetten. Die gebroken diensten maken het vak gewoon minder aantrekkelijk.’