‘Als we serieus meer pleegzorg willen, de goedkoopste en lichtste vorm van opvang voor uithuisgeplaatste kinderen, dan moeten we daarin investeren,’ stelt onderzoeker Harmke Leloux. Zo zou er meer aandacht moeten zijn voor de begeleiding van pleegouders en -kind. Leloux promoveerde afgelopen najaar aan de Universiteit van Leiden op een onderzoek naar uithuisgeplaatste kinderen.
Om te voorkomen dat het misloopt is het bovendien soms beter om juist níet voor opvang in een pleeggezin te kiezen, stelt Leloux. ‘Nu wordt bijna automatisch gekozen voor een pleeggezin en als dat niet gaat, moet een kind worden verplaatst naar een gezinshuis of residentiële instelling. Dat kan resulteren in een langer hulptraject en meer problemen bij het kind. Terwijl, als de problematiek daarom vraagt zou een kind direct intensieve 24-uurs hulp moeten krijgen. Het streven moet zeker zijn om kinderen zoveel mogelijk in een gezinssituatie op te vangen. Maar je moet je voorstellen dat als een kind heel erg getraumatiseerd is en in een pleeggezin komt waar de pleegouders heel nabij zijn, dit voor kinderen met hechtingsproblematiek of trauma’s heel zwaar kan zijn. Soms is het dan beter om eerst even op adem te komen in een professionele setting.’
Complexe problematiek
‘Voor mijn gevoel zit er nu soms een oneigenlijke reden achter bij het plaatsen in pleeggezinnen: het is de goedkoopste vorm en ook nog een gezinssetting. Maar je moet per kind kijken wat goed is: Is een kind in staat om in een gezin op te groeien? Vooral bij oudere uithuisgeplaatste kinderen kan dat lastig zijn.’ In haar onderzoek stelt Leloux dat pleegzorg vooral een effectieve keuze is voor jonge kinderen met matige psychosociale problemen. Toch ziet ze in de praktijk in toenemende mate dat kinderen met complexe problematiek in een pleeggezin geplaatst worden.
De helft van de uithuisgeplaatste kinderen vertoont gedragsproblemen
‘Vaak hebben deze kinderen al veel meegemaakt in het gezin van herkomst: huiselijk geweld, mishandeling of verwaarlozing. We weten dat het gescheiden worden van biologische ouders op zichzelf al een heftige gebeurtenis is. Driekwart van de kinderen vertoont dan ook emotionele problemen en de helft ook gedragsproblemen in het pleeggezin. Pleegouders zijn mensen met een groot hart, maar vaak zonder pedagogische opleiding, dus het vergt veel van hen om daarmee om te gaan.’
‘Goedkoop is duurkoop’
Leloux vindt dat de richtlijn van 14 duizend euro per jaar voor een pleegzorgplaatsing aan de krappe kant is. Dat is omgerekend iets minder dan 40 euro per dag, waarvan de helft voor de pleegouders is. Volgens de onderzoeker kan van het resterende bedrag ongeveer vier uur begeleiding per maand betaald worden. ‘En dat is voor alles: de training van de pleegouders, de begeleiding van het contact met de biologische ouders en de begeleiding van het pleegkind. En dan zitten sommige gemeenten ook nog eens onder die richtlijn,’ stelt ze. Recent onderzoek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport bevestigt dit: In bijna 30 procent van de gevallen houden gemeenten zich niet aan deze door de VNG gestelde richtlijn voor de kostprijs van pleegzorg.
Een pleegzorgplaatsing is goedkoper dan een plaatsing in een gezinshuis of een instelling. De gemiddelde dagprijs voor een gezinshuis is namelijk 148 euro, en in een instelling kan dat oplopen tot meer dan 200 euro per dag. Maar volgens Leloux kan goedkoop duurkoop zijn als je geen maatwerk biedt. ‘Als pleegzorg niet de juiste plek is dan is de kans dus groot dat de plaatsing voortijdig beëindigd moet worden. Dit is schadelijk voor het kind en kan de problemen verergeren. Op langere termijn is het dan dus duurder, want het kind heeft uiteindelijk meer hulp nodig en een zwaardere zorgvorm.’ Dit sluit aan bij de waarschuwing van Lector Residentiele Jeugdzorg Peer van der Helm eerder in ons onderzoek. Ook hij stelt dat er risico’s zitten aan het ‘te makkelijk plaatsen’ van kinderen in een pleeggezin. Met alle gevolgen van dien; uitval van pleegouders en voortijdig afgebroken plaatsingen.
Combinatie van zorgvormen
In ons onderzoek komen we verschillende cijfers tegen, maar uit internationaal onderzoek blijkt dat gemiddeld 1 op de 3 pleegzorgplaatsingen uitloopt op een breakdown (een pleegzorgplaatsing wordt voortijdig, ongepland gestopt, red.). Volgens Leloux heeft dit te maken met het feit dat we nu met lichte hulp beginnen en pas opschalen als het nodig is, als pleegzorg niet werkt. 'Deze methode resulteert bij een deel van de kinderen in onnodig lange, dure zorgtrajecten. Ik zou willen pleiten voor een zorgtoewijzing waarbij goed wordt gekeken naar de zorgbehoeften van het kind en de ouders. Dit kan ook een combinatie van zorgvormen zijn. Meer maatwerk dus.’
Profiteren van specialistische aanbod instelling
Leloux, die als onderzoeker ook verbonden is aan pleegzorgaanbieder Horizon, geeft het voorbeeld van een gezinshuis op het terrein van een residentiële instelling. In een gezinshuis leven jeugdigen net als in een pleeggezin in een gezinssituatie. Maar hier zijn de gezinshuisouders, in tegenstelling tot veel pleegouders, 24 uur per dag beschikbaar én pedagogisch opgeleid. ‘Zo kan geprofiteerd worden van het specialistische aanbod van een instelling maar kun je toch een gezinssituatie bieden aan een kind.’ Nederland telde in 2016 ruim 700 gezinshuizen. Opvallend zijn de regionale verschillen; bijna een kwart van de gezinshuizen staat in de provincie Gelderland. Terwijl Zeeland met 1 procent nauwelijks heeft geïnvesteerd in deze vorm van opvang.
Leloux denkt tenslotte ook dat we kunnen nadenken aan het opnemen van een gezin of een deel van het gezin, in plaats van alleen het kind. ‘Of plaats een hulpverlener in het huis van een biologisch gezin waar problemen spelen.’ Maar het allerbelangrijkste om meer zorg op maat te kunnen bieden, is volgens haar vooral een visie-verandering binnen het jeugdzorgstelsel. ‘Van ‘zo licht als mogelijk’, naar ‘zo intensief als nodig’.