‘Symboolpolitiek’, zo noemt advocaat Jeroen van Kollenburg het plan van minister Grapperhuis (Justitie en Veiligheid) om appen achter het stuur te bestraffen met maximaal twee jaar cel. ‘Op woninginbraak staat drie maanden’.
We spreken Van Kollenburg voor ons onderzoek naar Verkeersveiligheid. Volgens Van Kollenburg, die veel ervaring heeft met zaken op het gebied van het verkeersrecht, voldoet de huidige wet prima.
Verkeershufters
Grapperhaus wil verkeershufters keihard aanpakken. Maar volgens Van Kollenburg is juist die groep niet onder de indruk van zijn wetsvoorstel. ‘De kans is klein dat verkeershufters door het wetsvoorstel denken: goh, dat ga ik nu niet doen, vanwege dat strafmaximum. (…) Voor mijn gevoel schiet dit wetsvoorstel zijn doel voorbij. Wanneer je gevaarlijk rijgedrag strenger wil bestraffen, dan zou volstaan kunnen worden met het verhogen van het strafmaximum. De rechter heeft dan meer ruimte om zonodig strenger te straffen.
De meerderheid van de mensen die Van Kollenburg bijstaat in verkeerszaken is geen verkeershufter benadrukt hij. ‘Zeker negentig procent van de mensen zijn mensen zoals jij en ik. Die doen hun uiterste best om zich in het verkeer naar behoren te gedragen. Dat zijn geen verkeershufters. Toch worden verkeersregels wel eens overtreden. Bijvoorbeeld: De moeder die onderweg is om het kind op te halen op de crèche en in een file stond. Ze heeft haar telefoon in haar tasje, pakt de telefoon in haar hand tijdens het rijden, en belt de crèche dat ze later is. Is zij dan een verkeershufter die opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schendt? En kan zij dan twee jaar gevangenisstraf krijgen? En dat zelfs zonder dat er een ongeval plaatsvindt?’
'Het wetsvoorstel heeft als doelstelling om ernstige schending van verkeersregels aan te pakken in gevallen waarin geen ongeval plaatsvindt. Maar hoe gaan we dat gedrag dan vaststellen? Is er wel sprake van een reële pakkans?'
Opzet
Volgens Van Kollenburg biedt het wetsvoorstel voor hem als advocaat nog voldoende ruimte om appende cliënten in bepaalde gevallen vrij te pleiten. ‘Het nieuwe wetsvoorstel zegt: ‘Het is eenieder verboden opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate te schenden door één of meer van de volgende gedragingen. En één van die gedragingen is het vasthouden van de mobiele telefoon tijdens het rijden.’
‘Als advocaat zou ik betogen: er is geen sprake van het opzettelijk in ernstige mate schenden van verkeersregels. Je pakt de mobiele telefoon niet in je handen om daarmee de verkeersregels ernstig te schenden. Sterker: je denkt dat het eigenlijk wel kan en dat het veilig genoeg is om te doen.’
'Je pakt de mobiele telefoon niet in je handen om daarmee de verkeersregels ernstig te schenden.'
Van Kollenburg heeft als advocaat ‘natuurlijk graag wat speelruimte’. Maar het is de vraag of dit wetsvoorstel de verkeersveiligheid daadwerkelijk ten goede gaat komen, stelt hij. ‘In het huidige systeem is het juist heel simpel: iemand houdt de mobiele telefoon vast tijdens het rijden. Dat is voldoende om iemand een boete te geven. Veroorzaakt iemand daarnaast gevaar of hinder op de weg, dan kan hij daarvoor strenger worden bestraft.’
Eerder wees ook het Fonds Slachtofferhulp ons op de grote ruimte die het wetsvoorstel biedt voor interpretatieverschillen in de rechtszaal.
Willekeurig
Van Kollenburg noemt het bovendien ‘willekeurig’ om specifiek het vasthouden van de mobiele telefoon in de wet te benoemen als roekeloos rijgedrag. ‘We rijden allemaal wel eens naar het werk. En degene die naast u staat bij het stoplicht is bezig zichzelf te scheren, een dame heeft haar make-upset meegenomen. Dat is op eenzelfde wijze het in gevaar brengen van het verkeer. Maar dat wordt niet benoemd.’
'Degene die naast u staat bij het stoplicht is bezig zichzelf te scheren, een dame heeft haar make-upset meegenomen.'
Er staan volgens Van Kollenburg nog een aantal van die ‘willekeurige’ zaken in het concept van de minister. ‘Onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen bijvoorbeeld, of geen voorrang verlenen. Overtredingen die strafbaar zijn, maar niet per definitie te linken zijn aan het gedrag van een verkeershufter.’
De grote vraag is hoe rechters deze zaken gaan beoordelen. Van Kollenburg: ‘Je moet opzettelijk een ernstig verkeersonveilige situatie creëren. De vraag is dan: wanneer is daarvan sprake?’