‘Dit noemen we de neus, omdat het eigenlijk hetzelfde doet als je eigen neus.’ Aan het woord is Dave de Jonge, expert luchtkwaliteit van de GGD Amsterdam. Hij laat ons voor het onderzoek Overlast vliegtuigen de meetapparatuur zien waarmee fijnstof gemeten wordt.
Vroeger werd alle stof gemeten legt De Jonge uit. Maar sinds de jaren zeventig kijken we vooral naar fijnstof. ‘Dan hebben we het over deeltjes die kleiner zijn dan tien micrometer, de zogenoemde PM10. Alle deeltjes die groter zijn dan dat, die schijnen je mond en neusharen namelijk tegen te houden. En dat doet dit apparaat daarom ook,’ aldus de onderzoeker.
Volgens De Jonge moet je bij het meten van de deeltjes een onderscheid maken tussen fijnstof en ultrafijnstof. Voor de laatste uiterst kleine variant is de laatste tijd veel aandacht omdat sommige deskundigen zich zorgen maken over de mogelijke gezondheidseffecten. Wij schreven er in dit onderzoek ook al eerder over:
Wegen of tellen
‘Gewoon’ fijnstof wordt gewogen, vertelt De Jonge. Ultrafijnstof wegen heeft echter niet zo veel zin legt hij uit. De deeltjes zijn zo klein dat heel veel deeltjes bij elkaar nog steeds bijna niets wegen. De ultrafijne deeltjes worden daarom geteld. ‘En dat kunnen we eigenlijk pas een jaar of tien.’
Op Noordpool niet of nauwelijks (ultra)fijnstof
Maar hoe moeten we de hoeveelheid ultrafijnstof-deeltjes in de lucht beoordelen? Wat is veel en wat is weinig? ‘We kunnen het alleen nog afzetten tegen elkaar,’ zo stelt De Jonge. ‘Zo weten we bijvoorbeeld dat er in een schoon kantoor ongeveer 2000 ultrafijnstofdeeltjes aanwezig zijn. En op de Noordpool misschien maar tien of twintig.’ In een rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over dit onderwerp vinden we het volgende overzicht over typische aantallen ultrafijnstofdeeltjes:
Momenteel voert de GGD Amsterdam metingen uit in opdracht van het RIVM. Zij onderzoeken de aanwezigheid van ultrafijnstof in de (woon)omgeving van luchthaven Schiphol en kijken daarbij naar de langdurige effecten op de gezondheid.
De Jonge laat ons één van de meetstations in de buurt van de luchthaven zien. We zien in de meetgegevens dat daar soms uurpieken gemeten worden van 100.000 deeltjes per uur. Komen die deeltjes van de vliegtuigen van het nabijgelegen Schiphol? De Jonge wil er geen uitspraken over doen. ‘Wij doen alleen de metingen, het kan ook zijn dat er een barbecue is geweest of dat er heel veel bootjes langs gevaren zijn.’
Onderzoek op Noordpool
Feit blijft dat de (ultra)fijnstof in onze leefomgeving hoofdzakelijk door menselijk handelen (oa. industrie, verkeer en vervoer, houtkachel) wordt veroorzaakt. Om dat te illustreren laat De Jonge onderstaand filmpje zien van onderzoekers op de Noordpool. Zij hebben wel een hele aparte manier om ultrafijnstof te meten.
‘Zoals je ziet gebruiken ze daar hun eigen lichaam als meetapparatuur. Ken je dat winterverschijnsel dat je in de kou staat en uitademt? Dat je je adem ziet. Dat doen deze onderzoekers daar ook. Je ziet die man heel hard uitademen. Maar je ziet niets.’ Dat komt, zo legt hij uit, omdat er (ultra)fijnstof-deeltjes nodig zijn om het water te laten condenseren. En die deeltjes zijn er op de Noordpool niet of nauwelijks.